Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Facultatieve Splitsing

betekenis & definitie

of splitsing der Openbare School naar gelang van de godsdienstige gezindheid van de ouders der schoolgaande kinderen, was een van de vele voorslagen tot oplossing der schoolquaestie ten onzent. Dit, in verscheidene Europeesche Staten toegepaste denkbeeld hulde zich oorspronkelijk ten onzent in den hoogst eenvoudigen vorm, dat aan de gemeentebesturen het recht zou worden toegekend om, bleek daartoe de wenschelijkheid, de Openbare scholen te splitsen in scholen voor kinderen uit Protestantsche, in scholen voor kinderen uit Roomsch-Catholieke, en in scholen voor kinderen uit Joodsche gezinnen.

Toen echter in den loop des tijds het feit steeds onloochenbaarder werd, dat tal van Protestanten, Roomsch-Catholieken en Joden al meer van de geloofsbelijdenis van hun kerkgenootschap afweken, werd het oorspronkelijke denkbeeld in dier voege gewijzigd, dat naast de drie genoemde nog een vierde categorie werd geplaatst, die der neutralisten, om het neutrale karakter, dat door hen voor het onderwijs hunner kinderen werd verlangd. Bij zijn eerste optreden verlangde Groen van Prinsterer aldus splitsing der Openbare school naar de gezindheden.

In dezen zin en deze mate hebben hij en zijn vrienden voor een Christelijke school van Staatswege geijverd. Maar toen in 1857 bleek, dat de Overheid zulk een Christelijke school niet kon of wilde geven, streed hij voor de vrije school als regel, naast de Openbare als aanvulling.

Indertijd had Minister Van Reenen ook een ontwerp aangeboden, waarin het denkbeeld der facultatieve splitsing naar de godsdienstige gezindten tot zijn recht kwam. Maar het werd teruggezonden.

In de vergadering van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in 1867, stelde Jhr Mr Elout van Soeterwoude de vraag, of er niet pogingen in het werk moesten worden gesteld, om weder in de wet op het lager onderwijs te doen opnemen het beginsel van art. 4 der regeeringsvoordracht van 1854 ten opzichte van facultatieve splitsing. De memorie van toelichting dier vraag is te vinden: Berichten, dl II, blz.

LXX. Het voorstel De Braauw, toen bij de Tweede Kamer ingekomen, deed de vraag buiten behandeling blijven.

In 1876 beval de liberale onderwijsspecialiteit bij uitnemendheid Mr Farncombe Sanders, de facultatieve splitsing der Staatsschool als de eenig mogelijke en nationale oplossing van den schoolstrijd aan in zijn opzienbarende brochure: School, godsdienst en gezond verstand.

Ze werd ter ernstige overweging aanbevolen door Groens trouwen bondgenoot M.

D. van Otterloo in de Stemmen voor Waarheid en Vrede van dat jaar, terwijl Groen in zijn laatste Nederlandsche Gedachten, na de deerlijk mislukte proefneming van eerlijke concurrentie, de facultatieve splitsing der Staatsschool als het shibboleth, waaraan hij steeds de voorkeur gaf, weer aan de orde van den dag stelde. In 1877 vroeg Bichon van IJsselmonde, in onderscheiding van de collectieve nota der andere antirevolutionaire Kamerleden, bij afzonderlijke nota facultatieve splitsing.

Ook Elout, in zijn Open Brief aan Kappeyne gericht, na de teleurstelling bij het volkspetitionnement, prees de facultatieve splitsing nog aan.

< >