Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eva

betekenis & definitie

(= moeder aller levenden, Gen. 3 : 20), naam van de stammoeder aller menschen, op den 6den scheppingsdag naar Gods beeld geformeerd ; niet als Adam onmiddellijk door het scheppende woord, maar uit de rib van Adam, terwijl deze sliep (Gen. 2:21 v.). Adam herkent aanstonds in haar zijn eigen wezen, want hij zegt: „Deze is ditmaal been van mijne beenen, en vleesch van mijn vleesch; men zal haar Maninne (isha) heeten, omdat zij uit den man (ish) genomen is”.

Deze wijze van schepping der vrouw is de grondslag van het huwelijk. Daarin komt tot uitdrukking de geheel eenige gemeenschapsband tusschen man en vrouw (Gen. 2 : 24); het monogamisch karakter van het huwelijk (Matth. 19 : 5); de gelijkheid van man en vrouw, met dien verstande echter, dat de man het hoofd der vrouw is (1 Cor. 11: 8—12).Eva bezwijkt voor de verleiding der slang, en brengt, op haar beurt, haar man tot overtreding (Gen. 3 : 1—6). Behalve het vonnis des doods, tegen den mensch in het algemeen uitgesproken, ontvangt de vrouw ook een bizondere straf, zij het eerst, omdat zij de schuldigste is van beiden (Gen. 3 : 16). „Haar vonnis houdt echter rekening met den raad des heils; want zij heeft nog iets meer te doen dan te sterven. Zeker, sterven zal zij, maar niet voor zij hare bestemming heeft vervuld in het baren van het kind.... Is de vrouw als hulpe den mensch ten verderve geweest, als moeder zal zij den mensch tot zegen zijn. Zij heeft de slang bij den mensch ingeleid, maar zij zal ook den Verlosser de wereld inbrengen; als moeder wordt zij der slang even gevaarlijk als zij haar als hulpe van dienst is geweest” (Van Andel).