Enak was de zoon van Arba en de stamvader van het reuzenvolk der Refaïm, die voor de Kanaanieten in Palestina leefden. Zijn nakomelingen heeten „kinderen Enaks” of „Enakieten” (Num. 13 : 22, 28, 33; Deut. 1 : 28; 2 : 10, 11, 21; 9:2; Joz. 15 : 14; Richt. 1 : 20).
De Enakieten woonden in het West-Jordaanland rondom Hebron (Joz. 11 : 21). Dat zij ouder waren dan de Kanaanieten blijkt wel daaruit, dat de stad Hebron, die ten tijde van Abraham reeds door Kanaanieten bewoond was, vroeger Kirjath-Arba, d. i. stad van Arba genoemd werd (Joz. 14 : 15; Richt.
I : 20). Deze Enakieten of reuzen werden overwonnen (Joz. 11 : 21 v.v.; 15 : 13 v.v.).
Alleen in Gaza, Gath en Asdod bleven zij nog (Joz. II : 22) waarschijnlijk tot in Davids tijd (l Sam. 17; 2 Sam. 21 : 16; 1 Kron. 20 : 4).