Geboren 2 Mei 1844 te Augsburg, overleden 30 April 1910 te Göttingen, waar hij tot het laatst zijns levens hoogleeraar was.
Schürer onderteekende, als regel, ook de voorwoorden in zijn geschriften met E en daardoor dachten velen dat hij maar één voornaam had.
Zoon van een fabrikant in Augsburg, had zijn vader gaarne gezien, dat Emil Johannes in de zaak was gekomen, maar Dr Ferd. Kattenbusch, die aan 2 hoogescholen met Schürer hoogleeraar was en hem ook van vroeger kende, zegt, dat het erg gelukkig is geweest, dat vader Schürer dien lievelingswensch heeft laten varen, want Schürer was een geboren geleerde en geen koopman. Na het gymnasium in Augsburg heeft hij eerst theologie gestudeerd in Erlangen, toen in Berlijn, dan te Heidelberg en eindelijk weer te Erlangen, waar hij 1866 candidaatsexamen deed. Eerst was de bedoeling om predikant te worden, maar ook dat liet hij varen omdat het onderzoek van oude geschriften hem bijzonder aantrok. Slechts éénmaal heeft hij gepreekt in een dorpskerk. Na het candidaatsexamen ging Schürer weer naar Heidelberg en werd in 1867 privaatdocent in Leipzig.
In Heidelberg was Richard Rothe van grooten invloed voor zijn theologisch denken, maar de eigenlijke theologische vorming had plaats onder den invloed van Schleiermacher en Baur en later ook door Ritschl. In 1873 werd, Schürer buitengewoon hoogleeraar in Leipzig’ in 1878 hoogleeraar voor het Nieuwe Testament te Giessen, in 1890 te Kiel en in 1895 te Göttingen.
Hij was verantwoordelijk redacteur van de Theol. Lit. Zeitung, schreef N. T. Zeitgeschichte en Das messianische Selbstbewustsein fesu, wat voorloopers waren van zijn bekende standaardwerk: Geschichte des jüdischen Volkes im Zeitalter Jesu Christi. Dit werk, bestaande uit 3 deelen is een rechte kenbron voor de politieke geschiedenis van Palestina van 175 v.
Chr.— 135 n. Chr. Dan over de binnenlandsche toestanden en eindelijk het Jodendom in de verstrooiing. Alle denkbare bronnen zijn geraadpleegd en van alle vondsten werd kennisgenomen. Schürer was niet alleen een bekwaam theoloog, maar ook een kundig philoloog. Vooral Grieksch en Hebreeuwsch waren zijn lievelingstalen.
Schürer heeft medegewerkt aan de Prot. Realenzyklopädie, waarin hij o.a. een verhandeling geleverd heeft over die siebentägige Woche im Gebrauch der Chr. Kirche der ersten Jahrhunderte.
In 1878 huwde prof. Schürer met een dochter van den Lübeckschen predikant Becker. Uit dat huwelijk zijn 5 zonen en 2 dochters geboren, die allen, evenals hun moeder, den vader overleefd hebben, behalve één zoon, die in Oost-Afrika stierf.
Prof. Schürer is eerder dan verwacht werd gestorven aan de gevreesde kankerziekte, die hem lang sloopte.