Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Daniël Gildemeester

betekenis & definitie

Geboren te Amsterdam in 1825, overleden te Utrecht in 1869, studeerde te Utrecht, waar hij met zijn door gebed aan elkander verbonden vrienden N. H. de Graaf en H.

C. G.

Schijvliet den stoot gaf tot een opwekking onder de studenten. Zij werden in het gezelschap „Benschalom” gevraagd. „Maar, na de zaak den Heere te hebben voorgedragen, en veel met de anderen er over gesproken te hebben, besluit men, na eenig biddend overleg, den Heere niet te mogen verzoeken door in een ongeloovigen kring zich te begeven, en bedankte”.

Uit de aanteekeningen van Gildemeester blijkt ook, hoeveel zijn godvruchtig hart tijdens het groenloopen moest doormaken. Maar hij ondervond daarbij de nabijheid Gods.

Op 8 October 1844 richtten Gildemeester en zijn vrienden tegenover de bestaande studentengezelschappen een eigen club op, Secordabar (Gedenk des Woords), door de vloekers als „bidclub” bespot, en door de wijnzuipers als „chocoladeclub” veracht. Den 3den Augustus 1848 candidaat geworden bij het Provinciaal kerkbestuur van Gelderland, ontving Gildemeester nog in dezelfde maand een beroep naar Ophemert en deed daar op 3 December 1848 intrede.

Onder zijn bediening kwamen er tot den Heiland, en zij bleven hem eeren als hun geestelijken vader. Van zijn onderwijs ontvingen de catechisanten een diepen indruk, door de vroomheid die sprak uit geheel zijn optreden.

Ds.

Gildemeester was voortgekomen uit de kringen van het Reveil; Dr.

Allard Pierson was met een zuster van hem gehuwd, en heeft te Ophemert wel eens voor hem een spreekbeurt vervuld. Van Ophemert vertrok hij in 1853 naar Elburg, dat hij in 1860 verwisselde met Scheveningen, om in 1862 naar Utrecht te gaan.

In het cholerajaar heeft hij lijdenden en stervenden dag en nacht bijgestaan. Hij was een waardig vroom man, en werd zeer gewaardeerd als voorzitter der Utrechtsche Zendingsvereeniging.

Ook was hij een volmaakt gentleman, en uit zijn vriendelijke oogen sprak iets dat vertrouwen wekte. Hij genoot dan ook in hooge mate de achting en de liefde van Utrechts gemeente.

Hij bereikte slechts den leeftijd van 40 jaar, maar is in die weinige jaren velen tot zegen geweest. Op het Predikbeurtenblad, dat 20 Maart 1869 verscheen stond aangekondigd, dat de avondbeurt op Goede Vrijdag in de Jacobikerk zou worden vervuld door Ds.

Gildemeester; maar toen die avond aanbrak, rustte hij reeds in het graf en trad in zijn plaats op Dr. A.

Kuyper, toen predikant te Utrecht.

Na de begrafenis op Donderdag, maakte deze godsdienstoefening op den avond van ’sHeeren sterfdag een onvergetelijken indruk.

Dr. Kuyper sprak toen een leerrede uit over „Het Graf”.

De zwager van Gildemeester, bezorgde de uitgaaf van een zevental leerredenen, voorafgegaan door een levens- en karakterschets.

< >