Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Hart

betekenis & definitie

Het hart is het centraal-orgaan van het bloedvaatstelsel, en daarmeê van de geheele stofwisseling in het lichaam des menschen. Ook in de Heilige Schrift is het hart het orgaan van het leven des menschen, (in onderscheiding van den geest, die als het beginsel, en van de ziel, die als het subject van het leven voorkomt), grondslag en uitgangspunt van heel het physische, en in verband daarmede, van heel het psychische leven.

Zooals lichamelijk het bloed uit het hart uitstroomt naar alle leden, zoo komt uit het hart, in overdrachtelijken geestelijken zin, het gansche zieleleven voort; uit het hart zijn de uitgangen des levens. Bij het hart hebben we te denken aan het meest verborgen wezen, de meest innerlijke kern van den mensch.

Het is zoo diep en donker, dat het voor anderen en ook voor onszelven ondoorgrondelijk is (Ps.64 : 7; Jerem. 17 : 9) en alleen gekend wordt door Hem, die de harten doorgrondt en de nieren proeft, (Jerem. 17:20; vg. 1 Sam. 16:7; Kron. 28 : 9; Ps. 7 : 10; 44 : 22; Spr. 11 : 10; Hand. 1 : 24; Rom. 8 : 27). Uit deze verborgene diepe bron komt het leven der gedachten, der aandoeningen en der begeerten op.

Niet echter zonder inwerking of toedoen van de buitenwereld. Het hart is geen zelfstandige bron van kennis, maar het is het centrale, meest innerlijke en tevens meest ontvankelijke en gevoelige orgaan van de menschelijke ziel.

Heel de buitenwereld werkt er op in. Door allerlei middelen en langs allerlei wegen.

En dat niet alleen door de zintuigen, ook op andere wijze. Goede en booze geesten kunnen er invloed op uitoefenen, zonder zich daarbij van de lichamelijke zintuigen te bedienen.

Bovenal God zelf, die den mensch niet alleen van buiten af kan benaderen, maar ook indringen in zijn hart, rechtstreeks en onmiddellijk.Van het hart als orgaan van voorstellen en denken wordt gesproken Gen. 6 : 5, Ex. 28 : 3, Deut. 11 : 18, Richt. 5 : 15, 1 Kon. 3 : 12, Job 12:3, Ps. 73:7, Spr. 3:6, 6:18, 21, 15 : 28, 16 : 9, 22:15, Jerem. 23:20, Dan. 2:20, Neh. 5 : 7, Matth. 9 : 4, 15 : 19, Marc. 7 : 22, Luc. 2 : 19, 9 : 47, Hand. 16 : 14, 1 Cor. 4 : 5, Hebr. 4 : 12. Wijl gedachten ten nauwste met woorden verbonden zijn, en daarin tot uiting komen, wordt het ook zoo voorgesteld, dat de mensch zegt of spreekt in zijn hart, Gen. 17 : 17, Ps. 14 : 1, en dat de woorden of redenen voortkomen uit het hart, Job 8 : 10, Matth. 12 : 34. In het hart bewaart de mensch al zijn geestelijke schatten, en al naar gelang deze zijn, brengt hij er goede of booze, oude of nieuwe dingen uit voort, Matth. 12 : 35, 13:52.

Als orgaan van het gevoelsleven komt het hart voor, Gen. 42: 28, Ex. 7 : 13, 14 : 17, Lev. 19 : 17, 26 : 36, Deut. 1 : 28, 19 : 6, 20 : 8, 28 : 47, Joz. 5 : 1, 1 Kon. 3 : 6, Ps. 39 : 4, 73 : 21, 101 : 5, 102 : 5, Spr. 12 : 20, 25, 23 : 17, 25 : 10, Pred. 2 : 20, Jes.65: 14, Jerem. 32 : 40, Hand. 2 : 46, 7 : 54, 21 : 13, 1 Tim. 1:5.

Het begeeren en willen heeft zijn oorsprong in het hart, volgens Ex. 35 : 5, 21, 22, 29, Deut. 30 : 17, Joz. 24 : 23, Richt. 9 : 3, 2 Kron. 15: 12, 29:31, Esther 7:5, Ps. 21 : 3, 28 : 7, 57 : 8, 119 : 122, Spr. 3 : 5, Pred. 8 : 11, Jes. 29 : 13, Jerem. 5 : 23, 17 : 5, Klaagl. 5 : 17, Ezech. 2 : 4. 3:7, 20:16, Matth. 15 : 8, Luc. 24 : 25, Hand. 11 : 23, Rom. 2 : 5, 5 : 5, 6 : 17, 10 : 1, 10, 1 Cor. 7 : 37, Ef. 6:6, 1 Tim. 1 : 5, Hebr. 3 : 12. Vgl. Bavinck, Bijbelsche en Religieuze Psychologie, 1920, blz. 63, 64, waaraan in hoofdzaak bovenstaande gegevens ontleend zijn. In ons hart als centraal levensorgaan schuilt de wortel der zonde, Jerem. 17: 9, Matth. 15 : 19, Marc. 7 : 21, Hebr. 3 : 12; het is een steenen hart, Ezech. 36 : 28, Marc. 6:52 dat door den Heiligen Geest moet worden vernieuwd, Jerem. 31 : 33, Ezech. 18 : 31, Hebr. 10 : 16, geopend, Hand. 16 : 14.

Ook aan God kent de Schrift een hart toe, Gen. 6 : 6, 8 : 21, 1 Sam. 2 : 35, 13 : 14, 2 Sam. 7 : 21, 1 Kon. 9 : 3, 2 Kon. 10 : 30, 2 Kron. 7 : 13, Job 7 : 17, 9 : 4, 10 : 13, 34 : 14, 35 : 5, Ps. 33 : 11, Jes. 63 : 4, Jerem. 3 : 15, 7 : 31, 19:5, 23 : 20, 30 : 21, 24, 32 : 35, 41. 44 : 21, Klaagl. 3 : 33, Ezech. 28 : 2, 6, Hos. 11:8, Hand. 13 : 22, evenals aan Christus, Ps. 16 : 9 vgl. Hand. 2 : 26, Ps. 22 : 15, 40 : 11, Matth. 11 : 29.