I. Cyrillus van Jeruzalem, geboren omstreeks 315, gestorven 386; kerkleeraar, die van de Eusebiaansche partij tot de Niceensche overging.
Reeds vroeger bestreed hij den strengen Ariaan Acacius. Zijn 23 catechesen, waarin de kerkleer populair wordt behandeld, zijn een der beste bronnen voor onze kennis der kerkelijke onderwijzing in de vierde eeuw.
In dogmatisch opzicht zijn de 5 mystagogische reden het meest belangrijk.II. Cyrillus, patriarch van Alexandrië, geboren op het einde der vierde eeuw, overleden 444; bekend door zijn hartstochtelijk optreden tegen Nestorius en door zijn monofysietische richting. Hij verdedigde ten aanzien van Maria de uitdrukking Theotekos (moeder Gods). [ 30.
III. Cyrillus Lukaris, waarschijnlijk in 1572 op Creta geboren, een merkwaardig man, die pogingen heeft aangewend om toenadering te zoeken tusschen de Oostersche kerk en de Gereformeerde kerken. Hij had op jeugdigen leeftijd al een grooten dorst naar kennis. Tot 1583 bleef hij op Creta, dat destijds Venetiaansch gebied was. Daarna ging hij naar Venetië en Padua, kwam in Genève en werd in Litauen rector van een school in Ostrog. Op zijn reis had hij reeds veel neiging gevoeld tot het Protestantisme.
Na zijn terugkeer ontving hij de priesterwijding en het ambt van archimandriet. Na den dood van den leeraar Meletius werd Cyrillus diens opvolger (1602—1621). Hij bleef gedurig zinnen op reformatie van zijn kerk. Veel correspondentie onderhield hij met buitenlandsche godgeleerden o. a. met den aartsbisschop Abbot van Canterbury. Een van de gevolgen dezer correspondentie was, dat Cyrillus den Codex Alexandrinus, die heden nog in het Britsche Museum bewaard wordt, aan koning Jacobus I van Engeland ten geschenke gaf. In 1621 werd Cyrillus patriarch van Constantinopel en toen begon de ellende in zijn leven.
De Turksche regeering, die voor geld alles veil had, en de Jezuïeten, door Fransche gezanten geholpen, deden alle moeite, om de Oostersche kerk met de Westersche te vereenigen; maar dit wilde Cyrillus niet, die gesteund werd door de Engelsche en Hollandsche gezanten. De strijd werd al feller voor Cyrillus.
In 1627 liet hij door een Griekschen priester een drukpers uit Engeland naar Constantinopel voeren. De Jezuïeten wisten te bewerken, dat deze drukpers door de Janitsaren vernield werd. Men toonde hier namelijk een in Engeland uitgegeven geschrift van Cyrillus, waarin deze de Drieëenheid tegenover Joden en Mohammedanen verdedigde. Nu werd het al te erg. Een Turksche priester verdedigde het recht van elk Christen om zijn geloof te vindiceeren, en de Engelsche gezant trad zoo met kracht op, dat Cyrillus winnaar bleef en de Jezuïeten bijna allen Constantinopel moesten verlaten.
In 1629 gaf Cyrillus een geloofsbelijdenis uit, in het Latijn geschreven en in Genève gedrukt. Daarin kwam de veelzeggende uitdrukking voor omtrent den Heiligen Geest, dat Hij is uit den Vader en door den Zoon. Daarenboven stonden er artikelen in over de verkiezing, de rechtvaardiging door het geloof, de leer der twee sacramenten. Ook werd er de beeldendienst in bestreden. Toen velen aan de echtheid van deze belijdenis niet geloofden, liet Cyrillus haar in Genève in het Grieksch zetten en drukken (1633). In 1636 bekende Cyrillus aan de Geneefsche hoogleeraren zijn liefde voor de leer der Gereformeerden.
Nu richtten zich aller oogen op den patriarch. Sommigen bewonderden hem, maar anderen openbaarden hun haat. Toen Sultan Murad in 1638 een oorlog tegen de Perzen begon te voeren, kwam het oude sprookje weer boven, dat Cyrillus trachtte de Kozakken afkeerig te maken van den Sultan. Murad geloofde het sprookje. Hij veroordeelde Cyrillus ter dood. Cyrillus werd in een boot gesleurd, geworgd en in de zee geworpen.
Vrienden vonden zijn lijk, begroeven hem op een eiland, vanwaar hij 10 jaren later met luister werd weggehaald, om met kerkelijke eer begraven te worden. Zoo is dan de poging van dezen geleerden en vrij moedigen man, om de Oostersche kerk nader te brengen tot de Gereformeerde kerken, mislukt. Na zijn dood viel zijn gansche werk in duigen. De Jezuïeten togen weer Constantinopel binnen en de Grieken trachtten op hun Synoden zich zooveel mogelijk te zuiveren van de beschuldiging, dat zij neiging tot de Gereformeerde leer hadden.