Dit is de naam van de orde door Benedictus van Nursia gesticht. Paus Gregorius II (715—731) deed voor deze orde ontzettend veel.
Er kwam echter in deze orde groot verval. De monniken moesten allen van goede familie zijn en gaven zich weldra aan een goed leven over; de abten, die aangelokt werden door de kloosterrijkdommen, bemoeiden zich met het eigenlijke monnikenleven niet.
Vandaar dat reformatie der orde hoogstnoodzakelijk werd. Er zijn dan ook verscheiden pogingen in het werk gesteld, om de verwereldlijkte orde te reformeeren.
De eerste poging geschiedde door Benedictus van Aniane'te Aken 817, maar deze poging baatte niet veel. Veel ingrijpender en zegenrijker was de poging tot reformatie, ondernomen door den abt Odo (927—941), die zijn reformatie begon in het klooster te Clugny in Bourgondië.
Door deze reformatie werden de Benedictijnen weer de ridders der ascese, en hadden zij een gezegenden invloed op het algemeen godsdienstig leven.Ten tijde van den bloei der bedelorden geraakten de Benedictijnen op den achtergrond. Zij hadden alleen nog beteekenis door hun kloosterscholen en door de beoefening der wetenschap in het algemeen. Bijzonder beroemd is in dit opzicht geworden de congregatie van den heiligen Maurus, gesticht in 1618 te Parijs. Gedurende den ganschen tijd van haar bestaan heeft deze orde voortgebracht 15700 schrijvers, 4000 bisschoppen, 1400 aartsbisschoppen, 200 kardinalen, 24 pausen, 1560 gekanoniseerde heiligen. Daarenboven 43 keizerlijke en 44 koninklijke heerschers.
De blijvende verdienste van de Benedictijnen is geweest, „dat zij de wetenschappelijke en geestelijke goederen der oudheid bewaard hebben, woestijnen herschapen hebben in vruchtbaar land en volkeren geleerd hebben in dagen van onkunde”.