(Luc. 10 : 11 afslaan), het stof van de voeten afschudden, een zinnebeeldige handeling, aan de Oosterlingen zeer eigen, om hun gedachten en gevoelens uit te drukken en aan hun woorden klem bij te zetten. Het beteekent de opheffing van alle gemeenschap, de volkomen scheiding van iemand (Marc. 6 : 11; Matth. 10: 14; Luc. 9:5; Hand. 13 : 51).
Alles, wat de booze aanraakt, wordt door hem verontreinigd, ook de grond, dien hij betreedt, een voorstelling, die ook door de Oud-Testamentische wetten ten opzichte van onreinheid zinnebeeldig wordt voorgesteld. Wanneer de Israëlieten uit den vreemde naar hun land terug keerden, schudden zij het stof van de voeten.
Een soortgelijke zinnebeeldige handeling is het afschudden van kleederen (Hand. 18 : 6), zooveel als zich van alle schuld vrij verklaren en de geheele verantwoordelijkheid op anderen overdragen. Het openrukken der kleederen en het omhoog werpen van stof (Hand. 22 : 23), zijn ook zinnebeeldige handelingen, die een heftige gemoedsbeweging uitdrukken.
Met dezelfde gebaren beklagen zich de Perzische boeren over de ongerechtigheid van hun landgenooten bij den koning. Bij de Bedoeïnen is het werpen van stof in de lucht een teeken tot aanvallen.