Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Afscheid

betekenis & definitie

I. Het weggaan van de eene plaats naar de andere (Hand. 20 : 29).

Afscheid van uit dit leven (2 Petr. 1 : 15; 2 Tim. 4: 16; Filip. 1 : 23).II. Het afscheidnemen, de laatste samenspreking met verwanten en vrienden voor de afreis, onder omhelzingen en wederkeerige zegenwenschen ; ook begeleidde men wel de afreizenden te hunner eere een gedeelte van den weg op feestelijke wijze met muziek, zooals het thans nog in het Oosten de gewoonte is (Gen. 31 : 27, 55; Ex. 4 : 18 vv.; Ruth 1 : 11 ; 1 Sam. 20 : 41 ; Luc. 9 : 61; Hand. 10 : 18, 21; 20 : 17vv.; 2 Cor. 2 : 13).

< >