Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Adder

betekenis & definitie

De adders (viperidae) vormen een familie van de orde der slangen en behooren tot de klasse der kruipende dieren. Hun lichaam is bedekt met schubben.

Ongeveer 60 soorten zijn bekend; alle zijn zeer giftig. Zij hebben in de bovenkaak één of twee giftanden, die hol zijn en in gemeenschap staan met de gifblaas, waarin het door de beide onder de oogen gelegen gifklieren afgezonderde gif bewaard wordt.

Bij het bijten loopt het gif door het tandkanaal, dat aan den voorkant even boven de punt van den tand een opening heeft, in de wond en van daar in het bloed. Breekt de giftand af, dan wordt hij vervangen door een anderen.

Met slechts enkele uitzonderingen zijn adders op den grond levende nachtdieren; zij voeden zich met kleine zoogdieren, vogels en hagedissen. De meeste adders brengen levende jongen ter wereld; sommige leggen eieren.

In ons land komt pekelharry alleen voor de 70 centimeter lange gewone adder (vipera berus), die vooral leeft van muizen, hagedissen en kleine vogels, onder den grond een winterslaap houdt en gemakkelijk te herkennen is aan een zwart-bruine zigzagvormige streep over den rug. Het wijfje legt gemiddeld 10 eieren, waaruit de jongen onmiddellijk te voorschijn komen.

Een der gevaarlijkste adders is de pufadder (bitis of vipera arietans), die dikwijls langer dan 1 meter wordt en in Zuid Afrika leeft. Een kind der woestijn is de zandkleurige gehoornde adder (vipera cerastes of cerastes cornutus), die in Noord-Afrika, Palestina en Arabië voorkomt en 60 centimeter lang wordt.

Boven ieder der oogen bezit zij een spitstoeloopend horentje: vandaar de naam hoornadder.

Volgens Konrad von Gesner (1516—1565), bijgenaamd de „Duitsche Plinius”, verbergt de hoornadder haar lichaam onder het zand en lokt met de daarboven uitstekende horentjes vogels, die dan gemakkelijk haar prooi worden.

De gehoornde adder is zeer vlug in haar bewegingen en dikwijls des nachts een groote last voor woestijnreizigers. Zij voedt zich vooral met muizen en vermenigvuldigt zich door het leggen van eieren.Op vele plaatsen in de Heilige Schrift wordt melding gemaakt van adders en van addervergift (Gen. 49 : 17; Deut. 32 : 33; Job. 20 : 14 en 16; Ps. 58 : 5 en 6; 91 : 13; 140 : 4; Jes. 11 : 8; 41 : 24; 59 : 5; Matth. 3 : 7; 12 : 34; 23 : 33 ; Luk. 3:7; Hand. 28 :3). In Spr. 23 : 32 wordt het woord, dat de Statenvertalers gewoonlijk door basilisk hebben overgezet, vertaald door adder.

< >