Evenals de Egyptenaren, Gen. 41 : 42, had de vrijgeboren Israëliet zijn zegelring. Deze werd gedragen aan de rechterhand, Jer. 22 : 24, of aan een snoer op de borst, Gen. 38 : 18; Hoogl. 8 : 6.
Bij verschillende opgravingen zijn zegelringen gevonden; b.v. van Sjema, dienaar van Jerobeam (in Megiddo) en van Jaäzanje (in Tell en Nasbeh = Mizpa). Op het zegel van Jaäzanja staat als opschrift: Van Jaäzanja, dienaar des Konings; onderaan staat een haan.