is in de St.Vert. de weergave van het Hebr. woord saq, dat gebruikt wordt om rouwkledij aan te duiden. Het was een doek, die als bedekking kon dienen, 2 Sam. 21 : 10; vermoedelijk van ruwe stof.
Men droeg een zak als men rouwde over een gestorvene, Gen. 37 : 34; 2 Sam. 3 : 31, of als zinnebeeld van droefheid, 1 Kon. 20 : 31; 2 Kon. 19 : 1; Neh. 9 : 1; Est. 4 : 1; Job 16 : 16; Ps. 35 : 13; Jes. 15 : 3; Klaagl. 2 : 10, of als zelfvernedering, Dan. 9 : 3; Jona 3 : 5; Matt. 11 : 21. Daarnaast komt het woord ook voor in de gewone zin, een ruimte van gevlochten stof, waarin men iets vervoert, b.v. Gen. 42 : 25; Micha 6 : 11. Buitendien komt het Woord zak voor in de uitdrukking: lederen zak (zie aldaar). Zie ook Rouwgebruiken.