Het klimaat van Palestina wordt bepaald door heersende w. Zij waaien bijna altijd uit het W. en met behulp van de zee vervullen zij heel het jaar door hun twee grote functies.
In de winter laten de W. en ZW. winden, die vochtig zijn van de zee, hun vochtigheid vallen, wanneer zij de koude bergen aanraken, en veroorzaken de winterregen, Luc. 12 : 54. In de zomer waaien de w. hoofdzakelijk uit het drogere NW. en daar zij slechts warmte ontmoeten, veroorzaken zij geen regen, maar verzachten in hoge mate de hitte van de dag. Die regelmaat heeft de psalmist getroffen; voor de zanger zijn de luchtstromen gehoorzame dienaren des Almachtigen. Hij maakt de winden tot Zijn boden, Ps. 104 : 4. De w., die de hemel reinigt is de N.wind, Job 37 : 21, 22: van het N. komt het goud, de lichtglans. De Z.wind, die hitte brengt, Luc. 12 : 55, maakt dat de kleren warm worden, Job 37 : 17.