Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

WIEROOK

betekenis & definitie

W. is een doorzichtige hars, die vanzelf of na het maken van insnijdingen te voorschijn komt uit de harsgangen van Boswellia carteri. Dit is een struik met kleine bladeren en onaanzienlijke vruchten, die voorkomt in Z.-Arabië (het Bijbelse Scheba — Jes. 60 : 6; Jer. 6 : 20).

Door zijn karavanen onderhield Israël handelsbetrekkingen met dat land, maar ook de bewoners van N.-Arabië (Midian en Efa) belastten zich met het vervoer, dat o. a. Gaza, het bekende karavaanwegenknooppunt, ten doel had. Er kwam ook w. uit O.-Afrika, o. a. uit Somaliland (het Bijbelse Put) en uit Erythrea (het Bijbelse Seba). Deze w. zal ook in Israël bekend geweest zijn, Ps. 72 : 10. Ten slotte werd ook w. uit Indië naar de Oude Wereld vervoerd. Deze w. is een product van een andere Boswellia-soort nl. B. thurifera, een boom, die op de Lijsterbes lijkt, maar dan met blauwe bloemschermen. Een bekende vindplaats is de kust van Coromandel (O.kust van Voor-Indië). Het vervoer ging over Babel, Openb. 18 : 13.De echte w. was hoger in prijs naarmate hij blanker en doorzichtiger was. De Hebr. naam lĕbōnah is afgeleid van „wit, glanzend”. Als druppels uit de bast vloeiend, stolt hij langzamerhand en wordt dan tot cylindervormige stukken samengedrukt, die lichtgeel zijn. Op vuur gelegd, brandt hij gemakkelijk met een heldere, knetterende vlam door het hoge gehalte aan vluchtige olie en geeft dan een sterke heerlijke geur, die zich als een parfum aan de klederen hecht, Hoogl. 3 : 6. In de Israëlietische eredienst nam de w. een belangrijke plaats in. Hij maakte deel uit van het heilige reukwerk als „zuivere w.”, d.w.z. uitgevloeide w. zonder bijmengsels, Ex. 30 : 34. Ook bij het spijsoffer werd hij gebruikt (Lev. 2 : 1—16), terwijl bij schuldoffer (Lev. 5 : 11) en ijveroffer (Num. 5 : 11) het gebruik uitdrukkelijk uitgesloten was. Waarschijnlijk was deze offer-w. niet altijd „import”, gegeven de hoge prijs en de grote gebruikte hoeveelheden. Vast staat, dat in het sub-tropische Jordaandal Boswellia-aanplantingen geweest zijn. Bovendien werd „donkere (donkerrode) w.” verkregen als afscheidingsproduct van het Zonneroosje (Cistus villosus), een laaggroeiend heestertje, dat op tal van zonnige hellingen in Palestina overvloedig aanwezig was („wierookheuvel”, Hoogl. 4 : 6). De glimmende blaadjes zijn bedekt met een harsachtige, sterk geurende stof. Deze werd verzameld en was als „donkere w.” verkrijgbaar. Op de hellingen van de Libanon kwam het Zonneroosje zeer veel voor en heeft dan ook zeker met de ceders tezamen aandeel gehad aan de „reuk van de Libanon”, Hos. 14 : 7.

< >