„krans”, was één van de 7 mannen (diakenen), die gekozen werden, om de weduwen van de Grieks sprekenden te Jeruzalem in haar nood te helpen, toen zij door de Hebreën dreigde te worden verwaarloosd. S.’ Griekse naam doet vermoeden, dat hij zelf tot de Grieks sprekende Joden of Hellenisten behoorde.
Daar blijkt, dat S. de gave der profetie had of evangelist was, zal hij daarom tot diaken zijn gekozen. In die richting wijst ook het gunstig getuigenis, dat van hem wordt gegeven, hij was vol van genade en van de H. Geest, deed wonderen en grote tekenen. Dat wekte de haat op van Hellenisten te Jeruzalem, die eerst doch te vergeefs trachtten S. te weerleggen en daarna de valse klacht tegen hem lieten inbrengen, dat hij lasterlijke woorden sprak tegen God, Mozes, de tempel. S. wordt gevangen genomen en door het Sanhedrin ondervraagd. Hij houdt dan een gloedvolle rede, waarin hij de Israëlietische geschiedenis doorgaat tot op Salomo’s tempelbouw en daarbij laat uitkomen, dat de dienst van God niet aan de tempel te Jeruzalem is gebonden, maar ook, dat Israël steeds God heeft weerstaan. Wanneer S. overgaat tot een felle strafrede, wordt het zijn ondervragers te machtig, vliegen zij op hem aan en stenigen zij hem buiten de stad. Waarschijnlijk een volksexecutie in een relletje, want zonder de Romeinen mochten de Joden niemand ter dood brengen, Joh. 18 : 31. S. sterft een heerlijke dood. De vermoording van S. geeft het sein tot een grote vervolging van de Christenen te Jeruzalem onder leiding van Paulus, die de gelovigen, uitgezonderd de apostelen, dwingt de stad te verlaten. Deze vervolging is van grote betekenis om wat er uit voortkomt. Aan de ene kant gaan de verjaagden nu buiten Jeruzalem het evangelie prediken, zelfs tot Antiochië en Cyprus toe, Hand. 11 : 19, aan de andere kant wordt deze vervolging het einde van het zendingswerk te Jeruzalem. De Joden aldaar worden overgegeven, zie Hand. 6—8.