Op het platte dak van het huis werd meermalen een vertrek gemaakt, een opperkamer, 2 Kon. 4 : 10, 11, of een opperzaal. Soms was dit een tent op het dak, 2 Sam. 16 : 22; Neh. 8 : 17; soms een vertrek met muren, 2 Kon. 4 : 10; 1 Kon. 17 : 19; huizen van aanzienlijken hadden meer dan één opperzaal, Jer. 22 : 14.
Zelfs in een poortgebouw was een opperzaal, 2 Sam. 18 : 33. Langs twee verschillende trappen kon men er gewoonlijk inkomen; met één trap binnenshuis en met een andere, die op de straat uitkwam.