Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

TENT

betekenis & definitie

Een t. is de woning van de rondtrekkende herdersstammen. Zulk een t. wordt met pinnen en touwen zo vastgemaakt, dat de haren woning (de doeken zijn van geweven geitenhaar) ook tegen de sterkste stormen bestand is.

De t. zijn zwart van kleur, Hoogl. 1 : 5 vgl. Hoogl. 4 : 1. Zij worden gestut door 3, 5, 7 of 9 rijen van 3 stangen, waaroverheen de haren kleden worden gespannen. Deze zijn aan het einde van stevige touwen voorzien, die aan het einde lussen hebben, welke worden vastgemaakt aan pinnen van zeer hard hout, die met een hamer in de bodem worden geslagen, Jes. 54 : 2, 3. Zulk een t. bestaat uit twee afdelingen, gescheiden door een verticaal gespannen doek; dat afgesloten gedeelte is het vrouwenverblijf, Gen. 18 : 9—15 Vóór de tent zit ’s avonds de verteller, die met begeleiding van een rebaba (viool) geschiedenissen van de stam reciteert; dan zijn er jubellied en zegezang in de t. der rechtvaardigen, Ps. 118 : 15.

< >