Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

NAHUM

betekenis & definitie

„vertroostend, troostrijk”. Deze naam werd gedragen door één der 12 zg. kleine profeten: N. de Elkosiet.

Elkosj was een dorpje ln het Z. van Juda. Het boek N. geeft ons „Godsspraak over Ninevé”. Zie Last. N.s optreden als profeet valt dus vóór 612 v. C., de datum van de val van die stad. Op grond van 1 : 11 en 1 : 15, waar de profeet zinspeelt op de inval van Sanherib in Juda in 701 v. C. kan N.s optreden gesteld worden tussen 701 en 612 v. C. Uit het boek krijgen wij de indruk, dat Assyrië nog staat op het toppunt van zijn macht, zie 1 : 13; 2 : 11—13. Daar de inzinking begonnen is in de laatste regeringsjaren van Assoerbanipal (zie Assyriërs), zal N.s optreden wel vóór 640 v. C. gesteld moeten worden. Daar hij 3 : 8—10 de inneming van No-Ammon, d. i. van het Egyptische Thebe, door de Assyriërs vermeldt en daar dit feit plaats vond in 663 v. C. of iets later, zal N. geprofeteerd hebben tussen 663 en 640 v. C. tijdens Assoerbanipal. En dan was de aanleiding van zijn optreden waarschijnlijk de grote opstand van de broer van Assoerbanipal Samassoemoekin, zie Assyriërs. N. profeteert in een voor Juda donkere tijd de ondergang van Ninevé, de bloedstad, louter leugen, vol van verscheuring, 3 : 1. Schitterend is de beschrijving van de verovering en de verwoesting van dat leeuwennest, 2 : 11—13; zie het optrekken van de verstrooier, de val van de stad, 2 : 1—10. Zo troost hij des Heren verdrukte volk met de tekening van een toekomst, die in 612 v. C. werkelijkheid werd. Toen verscheen op de bergen de vreugdebode, die heil verkondigde, 1 : 15.

< >