Hebr.: Nāchōr.
1. Zoon van Serug en vader van Terah, de vader van Abraham, Gen. 11 : 24, 25.
2. Zoon van Terah en broeder van Abram en Haran, Gen. 11 : 27. Zijn vrouw was Milka, dochter van Haran en zuster van Lot, Gen. 11 : 29. Zie over zijn nakomelingen Gen. 22 : 20—24. Gen. 24 : 10 is sprake van de stad van N. Men heeft deze stad wel in verband gebracht met Nachur, dat in de Maribrieven genoemd wordt.