Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

MOZES

betekenis & definitie

de zoon van Amram en Jochébed. Hij stamde dus af van Levi, en wel van Kehath, de zoon van Levi.

Mirjam was zijn oudere zuster, Aäron zijn oudere broer, Ex. 6 : 15—26. Hij werd geboren ± 1525 v. C., terwijl het bevel van de Farao van Egypte om alle Hebr. jongens, die geboren werden, in de Nijl te werpen, van kracht was, Ex. 1 : 22. Zijn moeder verborg hem 3 maanden en legde hem daarna in een arkje van papyrus in de Nijl. Het kind wordt gevonden door de dochter van Farao en gezoogd door zijn eigen moeder. Na een jaar of drie wordt het naar de dochter van Farao gebracht. Deze gaf het de naam M., Ex. 2 : 1—10. In het Hebr. luidt de naam: Mōsjè van māsjā = trekken. In het Egyptisch betekent het overeenkomstige woord mes: voortbrengen, dan: kind, zoon. Het zou dan zoveel zeggen als: kind van een onbekende vader. Anderen nemen de naam M. als een Egyptische afkorting voor Ra(= Re)-mes-su = Re heeft hem voortgebracht. Mozes zou dan eigenlijk Ramses heten. Een andere verklaring is, dat de naam M. in het Egyptisch zou betekenen: kind van de Nijl.Mozes is één der groten van Israël. Talrijke gegevens over zijn leven, dat zo nauw verbonden is met dat van zijn volk, zijn te vinden in de boeken Ex., Lev., Num. en Deut. Ook in de overige boeken der Schrift wordt hij telkens vermeld. Hij is van de grootste betekenis voor de geschiedenis der openbaring. Zijn historiciteit wordt tegenwoordig over het algemeen wel erkend. Inderdaad komt men met de loochening van die historiciteit wel voor zeer grote moeilijkheden te staan. Hoe zou Israël er dan toe gekomen zijn om aan deze grote leider een Egyptische naam te geven? Waarom zou het een tijdperk van smadelijke onderdrukking aan het begin van zijn nationaal bestaan stellen?

Het heeft geen grond, om M. als mythische figuur te beschouwen. Zonder M. is de aanvang van Israëls historie onbegrijpelijk. Ook heeft men vrijwel algemeen eerbied voor zijn karakter, acht men hem een grote figuur, wiens religieuze persoonlijkheid, hoezeer ook een mysterie, haar stempel heeft gezet op Israëls religie. Toch komt men over het algemeen niet tot een bevredigend beeld van Mozes’ persoon. En dit is daaraan te wijten, dat de waarde van de Pentateuch als geschiedsbron te laag wordt aangeslagen. Men meent, dat wij in de verschillende „bronnen” te doen hebben met beschouwingen over M. en niet met betrouwbare mededeling van feiten. De Schrift verhaalt M.’s geboorte, wonderbare redding, zijn jeugd en opgevoed worden aan Farao’s hof. Hij zal daar in aanraking gekomen zijn met vorm en inhoud vau oud-Oosterse wetten. De Schrift geeft ons een kijk op zijn karakter: zijn drift. M. had loutering nodig. 40 jaar verbleef hij in Midian. Daardoor kwam hij in aanraking met de wereld der woestijnbewoners. Bij de daarop volgende 40 jaren, waarin hij aan Israël leiding gaf, zien wij zijn geduld en zachtmoedigheid, zijn trouw, zijn geloof (vgl. Hebr. 11 : 23—29), zijn zichzelf wegcijferende liefde voor zijn volk. Telkens springt hij er voor bij de Here in de bres, Ex. 32—34; Num. 14. Door zijn gebrek aan geloof (Num. 20) mag hij, evenmin als Aäron, het beloofde land betreden. Hij sterft op de Nebo, het beloofde land wèl ziende, doch niet betredende, Deut. 34.

M. is een nationale held, een profeet, een wetgever, een schrijver. Bovenal een middelaar, een tussenpersoon tussen Jahwe en zijn volk, de middelaar van het Oude Verbond. Zie over een en ander K.V. Exodus II, bl. 14—20. M. is 40 jaar lang gebleven aan het Egyptische hof. Het is mogelijk, in verband met Hand. 7 : 22, dat hij in dienst van Egypte zich had onderscheiden. Hoe dit ook zij, zijn hart trekt naar zijn volksgenoten. Hij sloeg een Egyptenaar, die bezig was een Hebr. man te slaan, dood, Ex. 2 : 11. Dit feit wordt de aanleiding voor zijn vlucht naar Midian. Hij komt bij de priester van Midian, Rehuël of Jethro, en huwt diens dochter Zippora, 2 : 12—22. Zie Jethro, Kenieten. Na 40 jaar volgt zijn roeping. Ex. 2 : 23—4 : 17. Jahwe verschijnt hem bij de Horeb als een vuurvlam midden uit een braamstruik. M. heeft veel tegenwerpingen, maar de Here zet door en geeft hem Aäron tot een mond. M. keert nu naar Egypte terug. Onderweg, in een nachtverblijf wordt Jahwe, die Mozes zoekt te doden, door de besnijdenis van Mozes’ zoon bevredigd, 4 : 24—26. Dit zal Eliëzer geweest zijn. Gersom, de oudste, zal wel besneden zijn geweest, Ex. 2 : 22; 18 : 4. Aäron ontmoette M. bij de berg Gods, de Sinaï of Horeb, Ex. 4 : 27. — Het optreden van M. en Aäron in Egypte begint met het doen van de door Jahwe opgedragen tekenen vóór het eigen volk, dat M. als leider aanvaardt, Ex. 4 : 28—31. Het optreden van M. en Aäron bij de Farao is gekenmerkt door een aaneenschakeling van wonderen, de 10 plagen; en door het feit, dat de Farao telkens weer zijn hart verhardt en Israël niet wil loslaten. De strijd tussen Jahwe en de goden van Egypte, tussen M. en de Farao, eindigt met de volledige nederlaag van de Egyptenaar. De doortocht door de Schelfzee zet de kroon op dit grootse werk der Goddelijke bevrijding, bezegeld door de instelling van het Pascha, gevierd door het lied van M. en dat van Mirjam aan de overkant van de Schelfzee, Ex. 15 : 1—21. Dan gaat het de woestijn in: telkens mort het volk: reeds bij Mara is dit het geval, Ex. 15 : 22—26. Daarna in de woestijn Sin en bij Massa en Meriba, Ex. 16; 17 : 1—7. Doch wonder volgt op wonder: manna, kwakkels, water uit de rots. De staf van M. wordt door hem op des Heren bevel bij dit laatste wonder gebruikt, dezelfde staf, waarmede hij de Nijl geslagen had. Deze staf Gods speelt eveneens een rol bij het behalen van de overwinning op Amalek, Ex. 17 : 8—16. Jethro’s bezoek leidt tot een door deze gegeven en door M. dankbaar opgevolgde raad, om zich hulp te verschaffen bij de rechtspraak en niet alles alleen te doen, Ex. 18. Dan volgt de verschijning van Jahwe op de Sinai, de afkondiging der 10 geboden, het geven van het z.g. boek des Verbonds, de plechtige ceremonie der verbondssluiting tussen Jahwe en Israël, Ex. 19—24. M. bleef 40 dagen en 40 nachten op de Sinaï. Gedurende deze tijd ontving hij de voorschriften over de tabernakel. De ceremoniële eredienst, die zulk een voorname plaats inneemt bij Israël, werd nu, tenminste in grondtrekken, geregeld, Ex. 25—31. Met de twee tafelen der getuigenis in de hand, beschreven met de vinger Gods, daalde Mozes, begeleid door zijn dienaar Jozua, tenslotte de berg af. Doch gedurende de tijd, dat hij afwezig was, had Israël Aäron geprest tot het maken van een gouden kalf. Groot is Mozes’ toorn, zelfs de twee tafelen werpt hij stuk. Maar hoe hij ook woedt en de overtreders laat doden, hij bewerkt toch, dat de Here belooft, weer met het volk te zullen meegaan, hij mag de heerlijkheid des Heren van achteren zien, hij schrijft op twee nieuwe stenen tafelen de 10 woorden op. Wanneer Mozes afdaalt van de berg, straalt zijn gelaat. Mozes moest zelfs een sluier op zijn gezicht doen; Ex. 32—34. Zie over dit stralen 2 Cor. 3 : 7—18. Ex. 35—39 staat dan de uitvoering van de voorschriften over de tabernakel. M. richtte hem op naar het bevel van Jahwe, Ex. 40.

Het boek Leviticus bevat ceremoniële wetten, die gegeven zijn door bemiddeling van M. Aäron en zijn zonen werden door M. op het bevel des Heren tot priesters gewijd, Lev. 8. Bij de dood van Nadab en Abihu wyst M. Aäron op de betekenis van dit feit, Lev. 10 : 3. Ook overigens geeft hij dan leiding, Lev. 10 : 4—6. Doch hij is voor rede vatbaar, als Eleazar en Ithamar op de dag van dit onheil zijn afgeweken van de offervoorschriften, Lev. 10 : 16—20. Toen Mirjam en Aäron M.’ unieke positie aantastten, daalde de Here neder en zeide aangaande Zijn knecht: „Van mond tot mond spreek Ik met hem, en duidelijk en niet in zinnebeelden, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren”, Num. 12 : 8. Mirjam werd met melaatsheid gestraft, doch op voorbede van M. genezen. Zij had met Aäron tegen M. gesproken naar aanleiding van de Ethiopische vrouw, die hij genomen had, Num. 12 : 1. Misschien moeten wij onder deze vrouw toch Zippora verstaan. — Toen de door M. uitgezonden verspieders teruggekeerd waren in Kades, in de woestijn Paran, en zij het gehele volk tot opstandigheid verleid hadden, was het weer M., die de uitroeiing van dit volk door Jahwe wist te voorkomen, Num. 13 en 14. Daarbij sloeg hij het weer af, zelf tot een volk gemaakt te worden, groter en machtiger dan het toen bestaande volk Israël, Num. 14 : 12, zie reeds Ex. 32 : 10. Bij de opstand van Korach, Datlian en Abiram wisten M. en Aäron, die in hun gezag waren aangerand, toch nog bij herhaling het allerergste voor het volk te voorkomen, Num. 16. Om de zonde, waardoor hij in plaats van tot de rots te spreken, er op sloeg, en zo water te voorschijn bracht, verspeelden M. en Aäron hun komst in het beloofde land, Num. 20 : 1—13. Deze zonde bestond in ongehoorzaamheid aan het bevel des Heren, in gebrek aan geloof in Zijn woord, Zijn almacht. M. heeft Israël nog gebracht tot in het O.-Jordaanland; onder zijn leiding heeft Israël Sihon en Og verslagen, Num. 21 : 21—22 : 1. Op de Midianieten werd nog door hem, op bevel des Heren, wraak genomen, Num. 31. In Deut. is ons de indrukwekkende afscheidsrede van M., die hij gehouden heeft in het Over-Jordaanse, bewaard. Het lied van Mozes Deut. 32 en de zegen van Mozes Deut. 33 staan vlak vóór het verhaal van zijn einde op de Nebo. Op 120-jarige leeftijd stierf hij, nadat de Here hem het gehele land had laten zien. Zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht had hem niet begeven. En de Israëlieten treurden om M. in de velden van Moab 30 dagen lang. Jozua, de zoon van Nun, volgde hem op. Er is in Israël geen profeet meer opgestaan als M., dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, Deut. 34. Zie over de grotere heerlijkheid van Christus, Hebr. 3 : 1—6. Zie nog o. a. Matt. 17 : 3, 4, Marc. 9 : 4, 5; Luc. 9 : 30—33; Jud. : 9.

< >