Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

KEHATH

betekenis & definitie

De 2e zoon van Levi, Gen. 45 : 11; Ex. 6 : 15. Hij werd 130 jaar oud.

Als zijn zonen worden Ex. 6 : 17 opgegeven: Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël, vgl. Num. 3 : 27. Mozes en Aäron stamden dus van hem af, Ex. 6 : 19. Een afstammeling van Jizhar was Korach, Ex. 6 : 20, Num. 16 : 1. De geslachten der Kehathieten legerden zich langs de tabernakel aan de Z.zijde, Num. 3 : 29. De Kehathieten hadden de zorg voor het heilige en hadden tot taak de allerheiligste dingen bij het afbreken van de tabernakel te dragen, Num. 4 : 1—20; 1 Kron. 9 : 32 hebben enigen van hen de zorg voor het neerleggen van het toonbrood elke sabbat. Later, bij de reformatie van Josia, behoorden zij tot hen, die aangesteld waren om toezicht te houden over de mannen, die de tempel restaureerden, 2 Kron. 34 : 12. Bij de eerste telling op de woestijnreis was het getal van de mannelijke personen onder hen boven één maand 8600. Die van 30 tot 50 jaar waren 2750, Num. 4 : 34—37. Bij de verdeling van Kanaän kregen de priesters, de afstammelingen van Aäron, 13 steden uit de stammen Juda, Simeon en Benjamin. De overige Kehathieten kregen 10 steden uit de geslachten van de stam Efraïm, uit de stam Dan en uit de halve stam Manasse, Joz. 21 : 4, 5, 1 Kron. 6 : 61, 66—70.

< >