bewoner van Griekenland, Rom. 1 : 14, 16; 10 : 12. Griekenland moet dan ruim worden genomen, zodat ook Macedonië er onder valt.
Daarnaast wordt in het N.T. G. ook gebruikt van Joden, die in de verstrooiing leefden, en Grieks spraken, Joh. 12 : 20. Zie ook Hand. 6 : 1. Deze Grieks sprekende Joden heten soms Hellenisten (naar Hellen = G.).