Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

GRIEK

betekenis & definitie

bewoner van Griekenland, Rom. 1 : 14, 16; 10 : 12. Griekenland moet dan ruim worden genomen, zodat ook Macedonië er onder valt.

Daarnaast wordt in het N.T. G. ook gebruikt van Joden, die in de verstrooiing leefden, en Grieks spraken, Joh. 12 : 20. Zie ook Hand. 6 : 1. Deze Grieks sprekende Joden heten soms Hellenisten (naar Hellen = G.).

< >