Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

GETUIGE

betekenis & definitie

wordt in het N.T. bepaald ten aanzien van de apostelen gebruikt, die getuigen van Jezus Christus hadden te zijn, m. n. van Zijn opstanding, Hand. 1 : 8, 22. Dit getuigen is niet een spreken van en uit eigen ervaring, ook niet een spreken zonder meer, gelijk wij getuigen wel gebruiken, het is een opzettelijk werk, onder de leiding des H.

Geestes, waardoor de apostelen predikten, wat ze tijdens Jezus’ omwandeling op aarde van Hem hadden gehoord en gezien. Juist omdat Paulus Jezus had gezien, kan ook hij g., apostel zijn, 1 Cor. 9 : 1. Toch wordt betuigen en getuigen in het N.T. ook wel in wat ruimer zin gebruikt n.l. van de opzettelijke prediking van het Woord Gods, die met kracht aan de hoorders werd voorgesteld, Joh. 1 : 7, 8. In getuigen ligt iets van het juridische, een krachtig spreken van wat men gehoord of gezien heeft. Later gaat het g. zijn over in het martelaar zijn, Hand. 22 : 20; Openb. 2 : 13.

< >