Met het oog op hun verhardheid heeft Mozes aan de Israëlieten toegestaan hun vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is dit niet geweest, Matt. 19 : 8. De regeling van de e. in Israël staat in Deut. 24 : 1—5.
Daarin staat, dat iemand, wanneer hij een vrouw genomen en haar gehuwd heeft, indien hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft, haar een scheidbrief kan schrijven en overhandigen en haar uit zijn huis kan wegzenden. Is zij dan met een andere man getrouwd en heeft die haar ook een scheidbrief gegeven of is deze man gestorven, dan mag haar eerste man haar niet meer terugnemen. Letterlijk zijn de woorden zo, dat men de indruk krijgt, dat Mozes hier een bestaande gewoonte van het geven van een scheidbrief eenvoudig aanvaardt en slechts bedoelt de gruwel van het opnieuw nemen van de vrouw, nadat deze aan een ander heeft toebehoord, te voorkomen. Zie Jes. 50 : 1, Jer. 3 : 1, 8. De Joden hebben later dit geven van een scheidbrief nauwkeurig geregeld. Volgens Deut. had alleen de man het recht van e. Doch de latere Joden gaven ook aan de vrouw dit recht in bepaalde gevallen, b.v. bij melaatsheid van de man. Bovenal ging het er om, wat men moest verstaan onder de woorden: „Omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft.” De school van Sjammai ging uit van wat er letterlijk staat: „de naaktheid van een ding” en verstond er onder: onkuisheid. De school van Hillel dacht aan de meest kleine gronden voor het niet meer toedragen van genegenheid van de kant van haar man, zodat zij zelfs het laten aanbranden van het eten van haar echtgenoot voldoende achtte voor het geven van een scheidbrief. Men zal het beste kunnen denken niet aan overspel, maar aan onbeschaamd gedrag (zo b.v. Driver). Vgl. Mal. 2 : 13—16; in vs 16 staat: „Want Ik haat de e., zegt de Here”.Het N.T. sluit aan bij wat het O.T. leert omtrent het karakter van het huwelijk. Jezus predikt, dat wanneer overspel gepleegd is, het huwelijk daardoor in feite ontbonden is, zodat de onschuldige partij de schuldige mag verlaten, Matt. 5 : 31 v.; 19 : 3 v. Verschil van mening bestaat over 1 Cor. 7 : 10 v. Volgens de meesten wordt daar geleerd, dat moedwillige verlating ook een grond voor e. is, anderen ontkennen dit. In de practijk is het zo, dat moedwillige verlating meestal met overspel gepaard gaat. Voorts heeft Jezus uiteengezet, dat de blijkens Deut. 24 : 1 aan de Israëlietische overheid toegestane maatregel, toegelaten was om de hardheid des harten, doch dat dit gebod in strijd was met het karakter van het huwelijk, daarom niet als norm mag gelden en door de gelovigen niet mag worden in practijk gebracht, Matt. 19 : 1 v.