stad in Moab, die vóór de intocht behoorde tot het Amorietische rijk van Hesbon, Num. 21 : 30, waarop Gad aanspraak deed en vandaar de naam D. Gad, Num. 33 : 45, maar toegewezen werd aan Ruben, Joz. 13 : 9, 17.
Later is het door Moab teruggewonnen, Jes. 15 : 2; het was toen een vesting, Jer. 48 : 18. In D., dat nu Dibān heet, heeft Dr Klein de beroemde Mesasteen gevonden (nu in het Louvre te Parijs), welke begint met de woorden: Ik ben Mesa, de zoon van Kamos, koning van Moab, uit D.