of Babylon. De naam B. wordt het eerst genoemd bij de stichting van Nimrods rijk (Gen. 10 : 10) en daarna bij de torenbouw (Gen. 11 : 29); daar wordt de naam B. in verband gebracht met „verwarren” terwijl het in het Babylonisch kan afgeleid worden van „verstrooien”.
Maar de Babyloniërs hebben de naam opgevat in de betekenis van „Godspoort”; de Grieks-Lat. vorm Babylon berust op de meervoudsvorm bab-ilām „poort der goden”. Reeds in dat eerste verhaal over de torenbouw van B. komt het karakter uit, waarvoor de stad in het O.T. geldt, als centrum en symbool van de antigoddelijke wereldmacht. Die toren van B. is het waarschuwende zinnebeeld van de overmoed der mensen en van de spraakverwarring en verstrooiing der volken. Wat is er van over?Men neemt aan, dat de toren van B. de tempeltoren van de god Mardoek was. Deze bouwwerken zijn verwoest, eerst door Sanherib (689 v. C.) en later door Alexander de Grote (323 v. C.): deze wilde de stad tot middelpunt maken van zijn wereldrijk. Met het doel van herbouw liet hij een begin maken om al wat van de tempeltoren over was, af te breken. Het puin werd op een open terrein in het NO. van de stad tot drie kunstmatige heuvels opgehoopt. En op de plaats, waar eens de geweldige toren stond is nu een poel.
De stad B. was in de Oudheid de belangrijkste stad van Voor-Azië, veel berichten zijn er over in de spijkerschrift-inscripties. De stad kreeg politieke betekenis vooral onder Chammoerabi. De stadsgod van B., Mardoek, werd in plaats van Enlil hoofdgod van het Babylonische pantheon, en kreeg de titel „Heer des hemels en der aarde”. De tempel van Mardoek met de trappentoren Etemenanki werd het beroemdste heiligdom van de oude wereld. Maar later werd B. door de Hethieten en spoedig daarop door de Kassieten veroverd, welke een dynastie stichtten, die enkele eeuwen lang de heerschappij over B. behield. Omstreeks 1100 begint er voor Babylonië verval en na 900 begint Assyrië op te klimmen. In Babylonië zelf was vaak tweespalt tussen de oudere Babyloniërs en de jongere Chaldeeuwse stammen, die in het Z. waren binnengedrongen en naar de heerschappij streefden.
Afwisselend zaten er Babylonische en Chaldeeuwse koningen op de troon van B., veelal bij de gratie van Assyrië. In 689 verwoestte Sanherib B., doch zijn zoon Esar haddon liet de stad weer opbouwen. Na de dood van Assoerbanipal beklom de Chaldeër Nabopolassar in 625 de troon en vestigde het Nieuw-Babylonische rijk. Onder zijn zoon en opvolger Nebukadnezar II beleefde B. een nieuwe bloei; en de stad werd het middelpunt van een machtig rijk: de schitterende stad met de indrukwekkende gebouwen deed de koning in hoogmoed zeggen: Is dit niet het grote B., dat ik gebouwd heb? (Dan. 4 : 30). Zijn zoon Evil Merodach regeerde maar kort (561—559). Curieus is het dat men bij de opgraving van B. in de gewelven onder de beroemde hangende tuinen kleitabletten gevonden heeft, waarvan de inscripties betrekking bleken te hebben op de daar aanwezige voorraden, en daarbij waren oorkonden, die te vergelijken zijn met distributiebescheiden. De naam van koning Jojachin wordt in vier oorkonden vijfmaal vermeld en als ex-koning krijgt hij extra toewijzing, Jer. 52 : 34.
In 550 viel de stad B. in handen van de Perzische koning Cyrus of Kores, Dan. 5. De nacht waarin het feest van Belsazar werd gevierd, werd doorgebracht in de zuidelijke burcht: daarin was de troonzaal, die niet minder dan 52 m lang, 17 m breed en 20 m hoog was; in deze zaal verscheen tijdens het feest het wonderbare schrift aan de wand, Dan. 5 : 5. Toen werd B. een stad onder Perzisch bewind. Tweemaal waagde het een opstand tegen Darius Hystaspes maar het werd onderworpen en de vesting ontmanteld. In 312 nam Seleucus Nicator de stad B. en hij bouwde van het materiaal dat hij weg liet slepen een nieuwe stad Seleucië aan de Tigris. Zo was het einde van de trotse stad, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid der Chaldeën, Jes. 13 : 19.
Waar Babel lag, is nu een paal met een houten bord, waarop de woorden staan: „Babylon Halt. Trains stop here to pick up passengers”. Letterlijk is hier tot waarheid geworden: Zij zal niet meer bewoond worden van geslacht tot geslacht, Jer. 50 : 39. Terecht zegt A. Parrot, één der beste kenners van de oudheidkunde van Mesopotamië, dat zelden een vervloeking zo volkomen vervuld werd (Archéologie mésopotamienne, bl. 200).
B. is in de Bijbel een type van de anti-goddelijke wereldmacht. En ook Johannes spreekt van het grote Babylon als van de zetel van de toekomstige anti-christelijke wereldmacht, Openb. 14 : 8; 16 : 19, 17 : 5; 18 : 2, 10, 21. Daar is het ook een bedekte aanwijzing voor Rome en de Rom. wereldmacht, die zich keerde tegen de gemeente van Christus. Ook 1 Petr. 5 : 13 betekent Babylon waarschijnlijk Rome.