(Karnaim), een hoofdstad van Basan, het rijk van Og, Deut. 1; 4; Joz. 9 : 10, een plaats waar de Refaieten woonden rondom een Astarte-heiligdom, dat aan de stad, waar het stond, haar naam gaf. Bij de verdeling des lands kwam het aan Machir, de zoon van Manasse, Joz. 13 : 21, maar het werd een Levietische stad, voor de zonen van Gersom, 1 Kron. 6 : 71.
Men neemt aan dat dit A. lag ter plaatse van het huidige Tell Aschtara, ca 35 km ten O. van het meer Gennesareth. Deze heuvel ligt in een waterrijke grasvlakte. Nu is de vraag: Is dit A. hetzelfde als A. Karnaim (= de A. met de twee horens) genoemd in Gen. 14 : 5? Dan zou Karnaim een nadere bepaling zijn bij A. Intussen schijnt het, dat Karnaim later de naam werd, in plaats van het langere A. Karnaim. Want waarschijnlijk is deze stad later door Jerobeam II veroverd; dat kan men afleiden uit de Godsspraak in Amos 6 : 13: Rennen paarden op een rots, of ploegt men met runderen de zee? dat gij het recht in gif verkeert, de vrucht der gerechtigheid in alsem? gij die u verheugt over Lodebar, die zegt: hebben wij niet door onze sterkte ons Karnajim genomen (vert. Ridderbos). In de vorm Carnaim schijnt die naam ook voor te komen 1 Macc. 5 : 26; 1 Macc. 5 : 43, waar gesproken wordt over het bos dat te Carnaim was; 1 Macc. 12 : 21 waar gezegd wordt: deze plaats was zwaarlijk te belegeren en zwaarlijk bij te komen, om de engte van al die plaatsen. Deze beschrijving past niet bij de situatie van Tell Aschtara. In verband daarmee heeft men wel aangenomen, dat A. Karnaim een andere stad was dan A., en men zoekt dit A. Karnaim in Tell Asjari, ± 6 km ten N. van Tell Aschtara. Deze heuvel Tell Asjari had blijkens het onderzoek een drievoudige ringmuur van grote basaltblokken en omvatte een grote stad; in het W. heeft deze heuvel een steile helling bij een beekdal: dit zou kunnen bevestigen de geschiedenis der Maccabeën, dat deze stad moeilijk te belegeren was.
