Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Pek

betekenis & definitie

Wie met pek omgaat wordt ermee besmet, wie met slechte mensen omgaat, wordt zelf ook slecht.

Jezus Sirach 13 begint met het vers: ‘Wie met pek omgaat wordt ermee besmet, / wie met een hooghartig mens omgaat wordt aan hem gelijk’ (NBV). De betekenis is duidelijk. Het spreekwoord wordt nog regelmatig gebruikt in de jongere vorm, die ontstaan is uit oudere varianten als die peck aenroert e.d., zoals in de Statenvertaling (1637).

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Jezus Sirach 13: 1. Die peck aenroert, wort daermede besmet: ende die met den hooveerdigen gemeenschap heeft, wort hem gelijck.

Gebruiksvoorbeeld: Of we nu via de verwesterste kaste dan wel de stamhoofden werken: wie met pek omgaat wordt ermee besmet. Wie schone handen wil houden blijve thuis. (NRC, aug. 1994)

Gebruiksvoorbeeld: Het geschreven Brakman-portret dat Atte Jongstra liet opnemen in Het litteraire klimaat 1986-1992 laat nog eens zien dat wie met pek omgaat ermee besmet wordt. (De Tijd, 24-2-1995)