Wat is de betekenis van zonder?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zonder

zonder - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonderen ♢ Ik zonder 2. gebiedende wijs van zonderen zonder! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonderen zonder je? ...

2024-04-24
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

zonder

Kort voor ‘zonder troef’ (sans atout).

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zonder

zonder - voorzetsel uitspraak: zon-der 1. wat er niet bij of in is ♢ zij drinkt thee zonder suiker 1. ik kan niet zonder jou [ik kan je niet missen] Algemene uitdrukkingen: ...

2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zonder

- zonder dank [als antwoord op een dankbetuiging], geen dank. - zonder fout, in ieder geval, zonder mankeren. - zonder handen rijden, met losse handen rijden.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zonder

praep., sûnder, sonder, buten.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zonder

vz. (niet in het bezit van; buiten; niet met): de man was zonder werk, buiten; en dat mij! ik kan ook zonder hem, heb hem niet nodig; zonder zijn hulp was ik verdronken, als hij mij niet geholpen had; binnen zonder kloppen!

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zonder

('zondər) [(afge)zonderd] I. vz. 1. niet in bezit van, verstoken van : bestaansmiddelen, werk zijn. 2. buiten : hij doet niets mij ; zijn tussenkomst was alles verloren; ook iemand kunnen, hem niet nodig hebben. →: genade, wedergade. II. vgw. om te betekenen dat, wat volgt, achterwege blijft of achterwege mag blijven : heengaan een wo...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zonder

voorz., 1. ter uitdr. dat iets genoemds ontbreekt: thee — suiker; dat is niet — gevaar, nogal gevaarlijk; — meer, zo maar, zonder dat er iets bij komt; hij is — geld, heeft die niet; hij leest nog — bril; niet — iets kunnen, er niet buiten kunnen; — zitten, het bedoelde niet ter beschikking hebben; 2. buit...