Wat is de betekenis van zijn bik ophalen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zijn bik ophalen

(1937) (Barg.) zijn kost verdienen. Kijk ook onder bik*. • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)