zich laten vollopen
(1961) (inf.) zich bedrinken. • Ik stond zaterdag in een, waar een kleine, mistroostige man zich een uur lang liet vollopen. (Simon Carmiggelt in het Parool, 30/10/1961) • Ik heb me helemaal laten vollopen omdat ik even vergeten wou dat ik wel degelijk op straat ben gezet, dat wou ik even vergeten. (Wim T. Schippers: Kutzwagers. 1984)