zeuren
zeuren - Werkwoord 1. (inerg) veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken ♢ Hij zeurde over een paar punten verschil. zeuren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zeur Synoniemen zeiken
Wiktionary (2019)
zeuren - Werkwoord 1. (inerg) veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken ♢ Hij zeurde over een paar punten verschil. zeuren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zeur Synoniemen zeiken
Muiswerk Educatief (2017)
zeuren - regelmatig werkwoord uitspraak: zeu-ren 1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen ♢ de kinderen zeuren om snoep 1. iemand die steeds om hetzelfde vraagt [een zeu...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
vals spelen Zij zeuren in 't spel en z'hebben daarbij mijn geld gestolen en mijn uurwerk, de deugnieten! vloekte Kretse. (Stijn Streuvels, De oogst) In Algemeen Nederlands betekent 'zeuren' hetzelfde als 'zaniken', wat in Vlaanderen 'zagen' wordt genoemd. Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid:...
Marga Schiet (2003)
Het zeuren om snoep zit er gewoon in bij kinderen. Kinderen vinden zoetigheid meestal erg lekker. Maar dat wil niet zeggen dat het zeuren om snoep ook aangeboren is. In de meeste gevallen geven mensen in de omgeving van een kind een extra betekenis aan snoep, waardoor kinderen het ook erg graag willen hebben: 'Ben je gevallen? Nou, dan geeft oma ee...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., sangerje, seure, sanichje, sanikje, seamelje, dauwelje, tsjouwe, piizje, teapje, earmoedzje, krimmenearje, eamelje gûnzje, hangelgatsje; — en pruttelen, eamelje en seamelje, kleije en klieme; — en klagen, kleije en krite, s(j)imperje sigesage, sigesaegje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(zeurde, heeft gezeurd), 1. een eentonig, vervelend geluid voortbrengen ; 2. langdurig of telkens op vervelende toon of lastige wijze over iets spreken, veelal om zich te beklagen ofwel om een verlangen te uiten, zaniken: hij zeurt maar over zijn asthma; die kinderen zeuren maar om uit te gaan ; niet zeuren, hoor ! ; 3. (Zuidn.) in...
M. J. Koenen's (1937)
zeurde, h. gezeurd (zaniken, kletsen, lastig zijn, drensen, plagend aanhouden; dwingen om zijn zin te krijgen; Z.-N. bij het spel bedriegen): lig niet te zeuren over nietigheden.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: