Wat is de betekenis van Vrije steden?

2024-04-30
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

vrije steden

steden die rechtstreeks onder de keizer van Duitsland stonden. Het Wener Congres hief de vrijheid van de meeste steden op en bracht ze weer onder gezag van de vorst. Thans zijn alleen Hamburg en Bremen vrije /Hanzesteden en zelfstandige staten in de Bondsrepubliek. Lübeck was tot 1937 ook vrije Hanzestad, sindsdien is het onder Pruisen gebrach...

2024-04-30
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

VRIJE STEDEN

Aldus noemt men: 1. Middeleeuwse stadsrepublieken. Sedert het midden van de 14de eeuw had een aantal oorspronkelijk bisschoppelijke steden zich dikwijls na langdurige oorlogen onafhankelijk gemaakt. Hiertoe behoorden o.a. Keulen, Mainz, Worms, Spiers, Straatsburg, Bazel, Regensburg en Maagdenburg. Zij onderscheidden zich van de rijkssteden vnl. doo...

2024-04-30
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Vrije steden

(niet te verwarren met → Vrijsteden), i/h vroegere Duitschland steden welke niet a/d landelijke ressorten onderworpen waren, doch rechtstreeks onder het gezag v/d keizer stonden; meerendeels verdwenen b/d nieuwe Éurop. statenindeeling, die o/h Congres v. Weenen (1814/’15) ontworpen werd. Thans is, ingevolge het Verdrag v. Versaill...

2024-04-30
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrije steden

Vrije steden - Duitschland telt drie vrije steden : Hamburg, Bremen en Lübeck. Deze behooren niet tot eenigen Duitschen staat, maar vormen zelf kleine staatjes, welke rechtstreeks deel vormen van het Duitsche Rijk. — De benaming v. s. werd oorspronkelijk slechts gebruikt voor bepaalde bisschopssteden, aan welke geen rijksbelastingen mochten worden...

2024-04-30
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Vrije steden

steden die niet tot een heerlijkheid behoorden, maar onmiddellijk onder de grafelijkheid of den leenheer stonden. Tegenwoordig heeft men in Duitschland nog drie vrije steden: Rremen, Hamburg en Lubeck, die wel den keizer van Duitschland als souverein erkennen, maar tevens hun eigen bestuur, rechten en instellingen handhaven.