Wat is de betekenis van VAAN?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

vaan

(18e eeuw) (afk.) vaandrig. Vertaling van het Fr. enseigne. • (F. Halma: Woordenboek der Nederduitsche en Fransche Taalen. 1710)

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vaan

vaan - zelfstandig naamwoord 1. vlag met een voorstelling erop ♢ op de vaak stond een afbeelding van Sint Christoffel 2. lange, smalle strook stof die als versiering bovenaan een vlag zit ♢ aan de vlaggenstok...

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vaan

(de, vanen) vaandel, vlag. - in zijn (vliegende) vaan, in zijn hemd. - de vaan hangt uit, (t is kermis), het hemd hangt uit de broek. - naar de vaantjes zijn, kapot zijn, naar de haaien zijn. Al die dure machines en al dat materiaal is naar de vaantjes. Ook alle papieren zijn in de brand gebleven én de wagens. Het is er...

2024-04-27
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

vaan

De verwensing loop naar de vaantjes! ‘hoepel op’ drukt verontwaardiging uit. In Vlaanderen, Zeeland, Brabant en Limburg komt voor krijg de vliegende vaan! Letterlijk betekent dat ‘krijg reumatiek’. De emotionele betekenis ervan is ‘ik ben woedend en veracht je, hoepel op’. zie wensen.

2024-04-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vaan

1. Vaandel, vlag; banier (in een processie); iem. met vaan en wimpel ontvangen e.d., iem. zeer goed onthalen; - (oneig.) in de verb. de vaan hangt uit, (‘t is kermis) e.d., uitroep wanneer de slip van iemands hemd uit zijn broek hangt. 2. Vand.: hemdslip; ook in de verb. in zijn vliegende vaan, in zijn hemd, ongekleed....

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vaan

vane, vaandel, vlag(gie); windwyser.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vaan

v. (vanen), (in N.-Ned. inz. in de schrijftaal), 1. (oorspr.) in tegenst. tot de vierkante banier v. d. baanderheer : vlag die door de minder aanzienlijke ridders werd gevoerd, en in één of twee punten uitliep; 2. vaandel, vlag : de rode vaan ; — (fig.) de vaan van de opstand planten, opstand verwekken, tot opsta...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vaan

v. vanen, vaantje (banier; wimpel; windwijzer; Z.-N. hemdslip): de vaan des oproers planten, opheffen; Z.-N. naar de vaantjes zijn, kapot.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vaan

v. (vanen: -tje) Lat. pannus, lap] 1. vaandel: de van de vooruitgang; de des opstands planten, opstand verwekken, tot opstand geraken. Syn. ➝ banier 2. Uitbr. ijzeren windwijzer: een op een schoorsteen.