Wat is de betekenis van uiterste?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uiterste

uiterste - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van uiterst uiterste - Zelfstandignaamwoord 1. datgene wat (tot) het verste gaat Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje.

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uiterste

verste grens; end.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uiterste

s.n., uterst(e) (it); tot het —, om deadens; dat is het —, dat is de hals; het tof hetwagen, alles op alles sette it op haren en snaren sette.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uiterste

o. (-n), 1. (w. g.) wat het verst weg gelegen is: tot aan de uitersten der wereld. 2. het laatste in de tijd, einde: in ’t bijz. levenseinde: hij ligt op zijn uiterste; — (R.-K.) de vier uitersten van de mens, de dood, het oordeel, de hemel en de hel. 3. het laatste in rangorde, in intensiteit, dat wat de grootst mo...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uiterste

o. uitersten (einde, het laatste): de zieke lag op zijn uiterste, hij zieltoogde; R.-K. de vier uitersten van den mens, de dood, het oordeel, de hemel en de hel; iem. tot het uiterste brengen, tot wanhoop, tot het laatste van zijn geduld; ik houd niet van uitersten, overdrijving; de uitersten raken elkaar; van het ene uiterste tot het andere verval...

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uiterste

(’uitərstə) o. (-n) I. Eig. laatste grens, einde : tot aan de -n van de aarde. II. Metf. 1. levenseinde : de zieke lag op zijn -; Kat. de vier -n van de mens, dood, oordeel, hel, hemel. 2. het laatste van zijn geduld, wanhoop : tot het gebracht zijn; iemand tot het -, drijven. 3. uitersten, overdrijving : in, tot -n (vervallen; niet van...

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uiterste

o. (-n), 1. levenseinde: hij ligt op zijn 2. dat wat de grootst mogelijke inspanning vergt: zich tot het uiterste verdedigen; tot het uiterste gebracht zijn, tot wanhoop, tot het laatste van zijn geduld; 3. wat het verst uiteenligt: van het ene uiterste in het andere (ver)vallen, overdrijven.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)