Uiterste
o. (-n), 1. (w. g.) wat het verst weg gelegen is: tot aan de uitersten der wereld. 2. het laatste in de tijd, einde: in ’t bijz. levenseinde: hij ligt op zijn uiterste; — (R.-K.) de vier uitersten van de mens, de dood, het oordeel, de hemel en de hel. 3. het laatste in rangorde, in intensiteit, dat wat de grootst mo...