tros
(1901) (inf.) balzak, scrotum. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • Dat de zak ook figureert onder de benaming ‘tros’ komt zeer waarschijnlijk doordat een tros een aan een steel hangende groep vruchten is. (Mels van Driel: Geheime delen. 2008)