Wat is de betekenis van Tegenwoordigheid?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tegenwoordigheid

tegenwoordigheid - Zelfstandignaamwoord 1. aanwezigheid Woordherkomst Afgeleid van tegenwoordig met het achtervoegsel -heid.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tegenwoordigheid

tegenwoordigheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: te-gen-woor-dig-heid 1. het ergens zijn ♢ de doop vond plaats in tegenwoordigheid van de hele familie 1. tegenwoordigheid van geest [het vermogen...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tegenwoordigheid

s., oanwêzigens, oan-, bywêzen (it); — van geest, birettens, byderhantens; — van geest hebben, op it stuit, ynienen biret wêze, byderhant wêze, it birie by jin hawwe.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tegenwoordigheid

v. (zeldzaam -heden), aanwezigheid; thans alleen gebezigd met betr. tot personen of wat als zodanig wordt voorgesteld: zijn tegenwoordigheid was daar nodig; in onze tegenwoordigheid, in ons bijzijn, (ook) tegenover ons; in tegenwoordigheid van getuigen; de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus Christus. het aanwezig zijn...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tegenwoordigheid

v. (het tegenwoordig zijn): en dat in mijn tegenwoordigheid! bijzijn; hij bezit tegenwoordigheid van geest, weet onmiddellijk, wat hij zeggen of doen moet (in onvoorziene omstandigheden).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tegenwoordigheid

(tegən'wo:rdəcheit) v. aanwezigheid : in – van getuigen; – van geest, vaardigheid om bij alle voorkomende omstandigheden dadelijk te kunnen besluiten en handelen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tegenwoordigheid

v. (geen mv.), aanwezigheid: in onze tegenwopordigheid, in ons bijzijn, (ook) tegenover ons; (r.k. theologie) de werkelijke van Jezus Christus, het aanwezig-zijn van zijn lichaam en bloed onder de gedaanten van brood en wijn; tegenwoordigheid van geest, vermogen om in alle mogelijke situaties direct in te grijpen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tegenwoordigheid

Tegenwoordigheid - v. aanwezigheid: zijne tegenwoordigheid was daar noodig; in onze tegenwoordigheid, in ons bijzijn, (ook) tegenover ons; — (recht.) in tegenwoordigheid van getuigen; — (godg.) de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus Christus, het aanwezig zijn van zijn bloed en zijn lichaam; — tegenwoordigheid van geest, eigen...