STOMP
I. m. (-en), stoot, duw met de vuist, de elleboog of de knie : iem. een stomp geven. II. v. (-en), 1. kort, geknot voorwerp, kort en dik overblijfsel: een stomp van een arm, een been ; stomp van een boom ; (bosb.) op stomp kappen of zetten, zo kappen dat er een stomp overblijft, met de bedoeling nieuwe loten te laten ontwikkelen ; de bezem was z&...