stompen
stompen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stomp
Muiswerk Educatief (2017)
stompen - regelmatig werkwoord uitspraak: stom-pen 1. iemand een stoot met je vuist of elleboog geven ♢ hij begon haar gemeen te stompen Regelmatig werkwoord: stom-pen ik stomp jij/u sto...
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)
Een zegsman uit Kaatsheuvel gaf als verwensing op God zal me stompen. De betekenis is duidelijk: ‘Als aan een bepaalde voorwaarde door mij niet voldaan wordt, moge God mij daarvoor stompend bestraffen.’ zie godzalmestompen.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. (stompte, heeft gestompt), met de vuist, de elleboog of de knie stoten: (overg.) iem. stompen er. slaan ; — (onoverg.) hij stompte ongeduldig op tafel. II. (stompte, heeft gestompt), (w. g.) 1. (overg.) stomp maken; 2. stomp worden, afstompen.
M. J. Koenen's (1937)
stompte, h. gestompt (stompen geven, inz. met vuist of elleboog stoten): iemand in de zij stompen; stoten en stompen.
Jozef Verschueren (1930)
('stompən) (stompte, heeft gestompt) 1. stompen geven: in iemands zij -. 2. stomp maken: een toren -.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: