schout
schout - zelfstandig naamwoord 1. hoofd van gerecht en politie in vroeger tijden ♢ Amsterdam werd geregeerd door schout en schepenen 1. dat mag ik voorbij de deur van de schout dragen [dat is geoorloofd, wettig]...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
schout - zelfstandig naamwoord 1. hoofd van gerecht en politie in vroeger tijden ♢ Amsterdam werd geregeerd door schout en schepenen 1. dat mag ik voorbij de deur van de schout dragen [dat is geoorloofd, wettig]...
Geschiedenisles voor bovenbouw
Voorzitter van de rechtbank, die benoemd werd door de heer van een gebied.
Woordenboek vreemde woorden
[MNed. o.a. scoutete of schouthete = persoon die het bevel geeft tot het verlenen van verplichte diensten; van schuld en heten] 1 (gesch.) bep. gerechtsdienaar, hoofd der politie; 2 dijkgraaf.
Lexicon van de geschiedenis van Nederland & België
Schout [Middelned. scholt of schult, verplichting], vertegenwoordiger van de heer in juridische zaken; oorspronkelijk zowel in de hoge als in de lage rechtskringen. Later was de schout de vertegenwoordiger van de landsheer bij lage gerechten en stond hij onder de → baljuw, de → drost of de → amman. Het ambachts- of schoutengerecht bestond uit schou...
Anton van Oirschot (1985-1986)
vertegenwoordiger van de heer van een heerlijkheid; ook benaming voor voorzitter van rechtscollege in hoge en lage jurisdictie; het bestuur in de steden en dorpen was over het algemeen overgelaten aan schout en schepenen.
H.W.J. Volmuller (1981)
(scholt, schuit), (in Lat. teksten: scultetus, in oorkonden: de daghelixse rechter) letterlijk: vertegenwoordiger van de heer. aanduiding van de rechter oorspr. zowel van die in hoge als in lage rechtskringen. Zo heette aanvankelijk in het oosten van Nederland de landsheerlijke rechter schout, daarna ambtman en tenslotte drost. Later is schout i.h....
Nederlands woordenboek (7e druk)
m. (-en), 1. (hist.) bestuursambtenaar, later hoofd van het gerecht en de politie in een stad of een district, inz. als openbaar aanklager: schout en schepenen; — (spr.) dat mag ik voorbij de deur van de schout dragen, wat ik doe is zeer geoorloofd, wettig; 2. commissaris van politie (tot voor betr. kort in Indië het gewone...
Kleine Winkler Prins van A-Z
in de middeleeuwen in Nederland de vertegenwoordiger van de landsheer, tijdens de Republiek die van de Staten in de plattelandsgemeenten en in de steden. S. was belast met de opsporing en de vervolging van strafbare feiten en met de handhaving van de openbare orde. Hij fungeerde als voorzitter van het gerecht en zorgde voor de tenuitvoerlegging der...
Dr. L.M. Metz - 1937
In den graventijd was het land verdeeld in baljuwschappen, waarin de baljuw, als vertegenwoordiger van den graaf, de hooge (lijfstraffelijke) rechtspraak uitoefende. Elk baljuwschap was onderverdeeld in ambachten, waarin de schout het bestuur en de lage rechtspraak in burgerlijke zaken tot taak had. Indien echter de graaf aan een dorp stedelijke re...
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
Vertegenwoordiger van den landsheer en als zoodanig voorzitter van het gerecht (schepengerecht, → Schepen). Soms wisten steden het recht den schout aan te stellen te verkrijgen. De positie van den s. is analoog met die van den → baljuw. Het ambt werd dikwijls in leen gehouden (erfelijk). De s. zorgt o.a. voor de tenuitvoerlegging van von...
Woorden en uitdrukkingen verklaard
vroeger ook schouthete, schoulhate, schoutheit, schoutet, schoute, scholte, schulte, scholtis, schoutent ; gevormd uit schuld en heeten (noemen, bevelen); vroeger de benaming van een ambtenaar, die den vorst vertegenwoordigde, en bij de rechtspraak voorzat, en die dus het vonnis (de boete) uitsprak (noemde). Vermoed wordt wel, dat het een ruimere b...
Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925.
Schout - vroeger een ambtenaar, vertegenwoordiger van den landsheer in de schoutengerechten ; te zamen met schepenen oefende hij civiele en voluntaire jurisdictie; hij had behalve rechtsprekende ook bestuursfuncties, en is te vergelijken met den hedendaagschen burgemeester, commissaris van politie, president van een waterschap, officier van justiti...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
SCHOUT - m. (-en), gerechtelijk beambte, baljuw ; (oudt. inz.) commissaris van politie (tot voor een paar jaren in Indië het gewone woord ; thans afgeschaft); —(spr.) dat mag ik de deur van den schout voorbijdragen, wat ik doe is zeer geoorloofd, wettig; — (gew.) marktmeester belast met den verkoop van iets : aardappelschout; &md...
Gerelateerde zoekopdrachten