Ruiten
I. v. mv., een der vier figuren op de speelkaarten, een rode ruit, en vand. voor alle kaarten met zulk een figuur: ruiten is troef; ik heb een vijf kaart, 100 roem in ruiten. In samenst. als naam voor de verschillende speelkaarten met ruiten: ruitenaas, ruitehboer, -heer, -drie enz. II. (ruitte, heeft geruit), ruiten maken (op...