Wat is de betekenis van reis?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reïs

(Ar., Turks), m., gezagvoerder of kapitein van een Turks koopvaardijschip.

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

reis

reis - zelfstandig naamwoord 1. tocht van de ene plaats naar de andere ♢ onze reis eindigde in Turkije 1. enkele reis [alleen de heenreis] 2. op reis gaan ...

2025-07-15
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Reis

Reis - periode dat een regering aan de macht is. Vgl. rit.

2025-07-15
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

reis

van een kale reis terugkomen (van een koude kermis thuiskomen)

2025-07-15
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

reis

Begrafenis. In verschillende zegswijzen heeft reis de betekenis van ‘moeilijke, zware tocht’. Reis is echter ook een metafoor voor de overgang van het leven naar de dood. Vadertje Cats schreef al: ‘Moeder is gestorven, De Moeder valt te bed, en spoet haer tot de reys.’ De beeldspraak van een ‘grote reis maken’ vinden we reeds terug in de Middeleeuw...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

reis

opdagen, opduiken (verschijnen)