Wat is de betekenis van reis?

2025-02-18
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press

2025-02-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-02-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

reis

reis - zelfstandig naamwoord 1. tocht van de ene plaats naar de andere ♢ onze reis eindigde in Turkije 1. enkele reis [alleen de heenreis] 2. op reis gaan ...

2025-02-18
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Reis

Reis - periode dat een regering aan de macht is. Vgl. rit.

2025-02-18
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

reis

van een kale reis terugkomen (van een koude kermis thuiskomen)

2025-02-18
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

reis

Begrafenis. In verschillende zegswijzen heeft reis de betekenis van ‘moeilijke, zware tocht’. Reis is echter ook een metafoor voor de overgang van het leven naar de dood. Vadertje Cats schreef al: ‘Moeder is gestorven, De Moeder valt te bed, en spoet haer tot de reys.’ De beeldspraak van een ‘grote reis maken’ vinden we reeds terug in de Middeleeuw...

2025-02-18
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

reis

opdagen, opduiken (verschijnen)

2025-02-18
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

reis

- van een kale reis thuiskomen, van een koude kermis thuiskomen. Wie geen ticketje reserveerde voor Graceland, komt van een kale reis thuis. - LN, 16-08-2002. zie geleid, rond.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-02-18
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Reis

Reis - in de politiek: kabinetsperiode. → rit. Als de liberalen in de regering zaten ging ik aan het einde van de reis PvdA stemmen, als de socialisten gingen regeren was het omgekeerde het geval. Vrij Nederland, 21-12-83