Wat is de betekenis van Pluis?

(1984) (stud.) langharig niet-corpslid, politiek links gezind. Vandaar aanvankelijk ook gebruikt voor een tegenstander van kernwapens. Met 'pluizig' bedoelen studenten: 'geen deel uitmakend van het studentencorps'. Zo kan men spreken over een pluizig restaurant, een pluizig type, pluizige kleren enz. Jeugdtaal jaren tachtig van de twintigste eeuw....

pluis - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. vers en onbedorven ♢ deze vis kun je niet eten, hij is niet pluis 2. in orde, veilig ♢ ga niet 's avonds laat door deze buurt, het is er niet pluis...

Pluis - langharig niet-corpslid.

Mogelijk ivm. de betekenis van het woord pluis: fluweelharige stof. Ook wel overdrachtelijk mbt. een pluizige kraag. Bijnaam voor iemand die met zo'n kraag opviel?

Zie (ook) niet pluis

(studententaal) langharig niet-corpslid, politiek links gezind; tegenstander van kernwapens. Jaren tachtig: met pluizig bedoelen studenten: ‘geen deel uitmakend van het studentencorps’. Zo kan men spreken over een pluizig restaurant, een pluizig type, pluizige kleren enz. Een pluisje is dan weer een tegenstander van kernwapens (vermeld...

Pluis - →Jeugdklasse.

: niet pluis, afwijkend, niet in orde, niet helemaal goed wijs (persoon). Je bent een Hindostaan en daarom gaat alles van je ons aan, aangezien je als Hindostaan anders doet, lijk je niet pluis (WS 20-8-1983). - Etym. : AN ‘hij is niet pluis’ = hij is niet onschuldig, hij is niet zuiver in de leer, e.a. (WNT 1949). AN ‘het is nie...

in orde, veilig, reg; gepluis, uitkam of uitborsel om wollerig te maak, om pluisies te vorm.