Wat is de betekenis van Pijper, Willem?

2025-07-17
Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Pijper, Willem

(Zeist 1894-Leidschendam 1947), Nederlands componist, studeerde o.m. bij Wagenaar (theorie). Was als componist autodidact. Werd leraar harmonie (1918) aan het Amsterdamse conservatorium, waar hij in 1925 hoofdleraar harmonie werd. Tevens werkzaam als muziekcriticus. Van 19301947 directeur van het conservatorium van Rotterdam. De betekenis van Pijpe...

2025-07-17
X-Y-Z der Muziek

Casper Höweler (1939)

Pijper, Willem

(geb. 8 Sept. 1894). De knapste Nederlandsche componist van deze generatie moet blijkens zijn naam een verre, onbekende voorvader hebben gehad, die de muziek als beroep beoefende; de ouders van Pijper, streng Calvinistische kleine luiden, bepaalden zich echter slechts tot psalmgezang. Hun eenige zoon was ondanks de buitenlucht van zijn geboorteplaa...

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Pijper, Willem

Ned. componist, *9.9.1894 Zeist, †18.3.1947 Leidschendam. Pijper studeerde compositie bij J.Wagenaar. Hij werd leraar harmonie (1918) en hoofdleraar (1925) aan het Amsterdams conservatorium, en was van 1930–47 directeur van het Toonkunstconservatorium te Rotterdam. Hij leidde een nieuwe richting in de Ned. muziek; tot zijn leerlingen h...