Wat is de betekenis van Overvloeien?

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overvloeien

(vloeide over, heeft en is overgevloeid), 1. van het een in het ander vloeien: hetzelfde oude bloed van vader op zoon overgevloeid; 2. over de rand vloeien, overlopen: een druppel doet de beker overvloeien ; met overvloeiende ogen iets aanzien; — oneig. (zegsw.) waar het hart van vol is vloeit de mond van over;...

2025-07-14
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Overvloeien

Overvloeien - theaterjargon voor het verminderen van de belichting van een bepaalde scène terwijl men die van een andere vergroot.

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overvloeien

v., oerfloeije, -rinne.

2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overvloeien

vloeide over, h., i. overgevloeid (1 overlopen; 2 overvloed hebben van): 1 de bak is te vol, het water vloeit over; waar het hart van vol is, vloeit (of: loopt) de mond van over; z. hart; mijn hart vloeit over van dankbaarheid; 2 een land, overvloeiend van melk en honig.

2025-07-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overvloeien

('o:vər) (vloeide over, heeft en is overgevloeid) 1. van het een in het ander vloeien : het oude bloed, van vader op zoon overgevloeid. 2. over de rand vloeien : het -de water; de beker vloeit over; een land -de van melk en honig, een land van overvloed. 3. er vol van zijn : een taartje -d van room ; een van hartelijkheid ~d gemoed.

2025-07-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

overvloeien

(vloeide over, hef heeft en is overgevloeid), 1. over de rand vloeien, overlopen: een uppel doet de emmer (beker) overvloeien; oneig. (zegsw.) aar het hart van vol is, vloeit (loopt) de mond van over, men kan niet laten te spreken over dat wat het gemoed geheel vervult; 2. overvloed hebben van: een land overvloeiend van melk en honing; hij vloei...

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overvloeien

Overvloeien - (vloeide over, heeft en is overgevloeid), buiten de oevers treden; (fig.) overvloed hebben; in zeer ruime hoeveelheid voorhanden zijn; — vol zijn (van iets): mijn hart vloeit over van dankbaarheid; — (spr.) waar het hart van vol is, vloeit de mond van over; land, overvloeiend van melk en honig. OVERVLOEIING, v.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)