Wat is de betekenis van Overleg?

2024-04-27
Klankschaal ABC

Geert Verbeke (2000)

overleg

Mensen die via verschillende invalshoeken en disciplines met klankschalen onderweg zijn doen er goed aan elkaar af en toe te contacteren met het oog (oor) op het uitwisselen van ervaringen. Daarbij moet niet gedacht worden aan afspraken rond onkosten-vergoedingen voor lezingen, workshops en concerten. Die situeren zich uiteindelijk in de privé-sfee...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overleg

overleg - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-leg 1. het praten erover ♢ er was een overleg over dat probleem 2. met gebruik van je verstand ♢ dat moet je met overleg doen ...

2024-04-27
Communicatie

Mr. John Knecht en B.G.J. Stoelinga

Overleg

Overleg verwijst naar de communicatie tussen personen waarbij sprake is van raad¬pleging en beraadslaging, m.a.w. het zich op de hoogte stellen c.q. inlichtingen inwinnen.

2024-04-27
Management begrippenlijst

Drs. J. Heemstra & Drs. H.E. Wijnberg (1991)

Overleg

Overleg of bespreking tussen leidinggevenden en medewerkers: het bij bedrijfsinstructie geregeld regelmatig bespreken van onderwerpen die het werk, de werkverdeling en de werkomstandigheden betreffen, te weten: - operationeel: de doelstelling, de verdeling van het werk, de taakopdrachten aan de individuele medewerkers, de ter beschikking te stellen...

2024-04-27
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Overleg

Het raadplegen van anderen, beraadslaging. Afhankelijk van de situatie en het onderwerp kwalificeert een politicus dat overleg achteraf vaak als: open, reëel of nader.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overleg

s.n., oerliz (it), eftertocht, sémanskip (it); met —, mei oardiel, forstân, fordrach, bistek, bisteklik; zonder — sûnder doel; met veelte werk gaan, it tuk oerlizze; zonder —, sûnder doel; iets met kalmdoen, it kalm oerlizze, mei de...

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overleg

o., 1. het nadenken, overwegen: ik spreek met overleg;na overleg ; bij nader overleg; 2. het raadplegen met anderen, beraadslaging: in overleg met; overleg plegen, in overleg treden, zich met iem. beraden; 3. verstandig beleid bij zijn daden : dat eist veel overleg ; gezond verstand en kalm overleg; &mdas...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overleg

o. (nadenken; beraad): zegsw. overleg is het halve werk; iets met overleg doen; met gemeen overleg, na gemeenschappelijke beraadslaging; overleg plegen; in overleg treden met; soms o'verleg.