oplegger, m. (-s)
1. beroep in diverse branches, b.v. hij die granen oplegt in pakhuizen; inde confectie-industrie iemand die lagen stof op elkaar stapelt, zodat zij tegelijk uitgesneden kunnen worden; 2. aanhangwagen achter een trekker waarvan het voorste gedeelte steunt op de trekker; 3. opgelegd schip. De bevestiging geschiedt door een koppeling die bewegingen...