Op zijn tellen passen
zeer goed opletten om niets fout te doen
F. Stoett (1977)
goed opletten, toezien dat men geen fout begaat of niet beetgenomen wordt. Tellen wordt hierin stellig gevoeld als een znw. mv.; het is derhalve niet wsch. dat het als een absol. gebruik van het ww. tellen moet worden opgevat (zoals WNT 16, 1443 doet), maar veeleer als: de keren dat men telt: dus als: opletten dat men iedere keer dat men telt het j...
F.A. Stoett (1923-1925)
D.w.z. op zijn hoede zijn, op zijn qui-vive wezen; eig. zich niet vergissen bij het tellen; vgl. de tel kwijt zijn, ook fig. voor onzeker zijn aangaande het tijdstip, waarop een kind zal geboren worden, hetboekje kwijtzijn (Brederoo I, 271, vs. 88), hetbriefje verloren hebben' Eerst in de 19de eeuw aangetroffen bij...
F.A. Stoett
goed opletten, toezien dat men geen fout begaat of niet beetgenomen wordt. Tellen wordt hierin stellig gevoeld als een znw. mv.; het is derhalve niet wsch. dat het als een absol. gebruik van het ww. tellen moet worden opgevat (zoals WNT 16, 1443 doet), maar veeleer als: de keren dat men telt: dus als: opletten dat men iedere keer dat men telt het j...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: